Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/2773/TB, 11 juni 2019, beroep
Uitspraakdatum:11-06-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer:          R-19/2773/TB

betreft: [klager]            datum: 11 juni 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. S.M. Hoogenraad, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een beslissing van 25 januari 2019 van de Minister voor Rechtsbescherming, verder te noemen verweerder, alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

De beroepscommissie heeft verweerder in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsvrouw mr. S.M. Hoogenraad om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

Verweerder heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar een ander FPC met een EVBG-afdeling, afgewezen.

2.         De feiten

Klager is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak ter beschikking gesteld (tbs) met bevel tot verpleging van overheidswege.

Klager is op 8 augustus 2017 opgenomen op de afdeling voor Zeer Intensieve Zorg (Olivijn) van FPC De Kijvelanden te Poortugaal.

Op 24 december 2018 heeft klager verzocht hem over te plaatsen naar een ander FPC met een EVBG-afdeling, bij voorkeur FPC Dr. S. van Mesdag of FPC Veldzicht.

3.         De standpunten

Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. 

De Minister heeft onvoldoende rekening gehouden met klagers belangen. Klager zit al langere tijd op de EVBG-afdeling in De Kijvelanden en heeft geen vertrouwen meer in de behandelaars van De Kijvelanden, nu hij al anderhalf jaar stil staat. Klager boekt daar geen vooruitgang en heeft er gezien zijn relatie met zijn behandelaars ook geen vertrouwen in dat hij daar ooit tot vooruitgang zal kunnen komen. Volgens de behandelaars was er in december 2018 nog sprake van een behandelimpasse. Klager weet niet wat hij moet doen om in De Kijvelanden verder te komen. Klager wil een eerlijke en doeltreffende behandeling. Hij moet daarom zo snel mogelijk worden overgeplaatst, ondanks dat daar misschien een wachttijd voor staat. Van belang is daarbij dat rekening moet worden gehouden met toekomstige resocialisatie. Klager heeft geen (goed) contact meer met zijn directe familie in de regio Rotterdam en wil daarom na zijn tbs zijn leven opbouwen in de buurt van Amsterdam.

Namens verweerder is inzake het beroep het volgende standpunt ingenomen. 

De bestreden beslissing is op goede gronden genomen. De Kijvelanden heeft in reactie op het overplaatsingsverzoek aangegeven dat nog wel behandelmogelijkheden voor klager worden gezien en dat overplaatsing naar een andere instelling slechts tot behandelvertraging zal leiden. Verder is er een beperkt aantal instellingen met een EVBG-afdeling en hebben deze instellingen alle een wachtlijst.

4.         De beoordeling

Bij de overplaatsing van ter beschikking gestelden dient verweerder op grond van artikel 6.2 van de Wet forensische zorg in zijn overwegingen te betrekken:

a) de eisen die de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de ter beschikking gestelde voor de veiligheid van anderen dan de ter beschikking gestelde of de algemene veiligheid van personen of goederen stelt;

b) de eisen die de verlening van forensische zorg aan de forensische patiënt gezien de aard van de bij hem geconstateerde psychische stoornis of verstandelijke beperking stelt, en

c) de forensische zorgbehoefte en het beveiligingsniveau zoals opgenomen in de indicatiestelling.

Uitgangspunt van het Beleidskader plaatsing TBS dwang 13 juli 2018 is regioplaatsing bij plaatsing van ter beschikking gestelden, maar als een ter beschikking gestelde al in een instelling is geplaatst wordt bij een verzoek om overplaatsing gekeken of overplaatsing behandelinhoudelijk geïndiceerd is.

Blijkens een op 7 februari 2017 door het NIFP opgestelde indicatiestelling is plaatsing van klager in een FPC met een gespecialiseerde afdeling aangewezen gezien klagers complexe problematiek, zijn hulpverleningsgeschiedenis en toestandsbeeld. Deze  afdeling moet toegerust zijn voor de heersmatige problematiek maar ook een behandelaanbod hebben voor klagers comorbide problematiek. In die indicatiestelling staat verder dat klager groepsongeschikt lijkt te zijn en dat klager een individueel programma met beheersmatige elementen nodig heeft, waar in een veilige situatie aan stabilisering/normalisering gewerkt kan worden en het programma op de afdeling steeds naar draagkracht kan worden uitgebreid wanneer klagers toestandsbeeld daartoe aanleiding geeft.

Uit de door verweerder bij De Kijvelanden ingewonnen inlichtingen komt het volgende naar voren. Sinds klagers opname op de EVBG-afdeling Olivijn heeft klager verscheidene vrijheidsbeperkende maatregelen opgelegd gekregen en heeft een aantal incidenten plaatsgevonden. Vanwege een manisch ontremd, psychotisch en antisociaal toestandsbeeld ligt de aandacht vooral op het beheersen van veiligheidsaspecten. Een aantal keren is noodmedicatie toegediend om de veiligheid in de inrichting te kunnen waarborgen. Gebruik van Abifily had een goed effect. Nadat klager daarmee was gestopt en psychotische klachten en agressie waren toegenomen, is gestart met een a-dwangbehandeling. Daardoor lijken de incidenten af te nemen en kan een gestructureerd individueel dagprogramma worden aangeboden. Volgens het behandelteam is geen sprake van een gestagneerde behandeling, maar van behandeling die zich meer richt op het waarborgen van de veiligheid, stabiliseren en het maken van kleine stappen in het programma en groepsgeschiktheid. De a-dwangbehandeling heeft tot doel het psychiatrisch toestandsbeeld van klager te stabiliseren en vooruitgang te kunnen boeken in klagers behandeling. Daarnaast wordt klager een vast groepsprogramma aangeboden om de behandeling en recreatie beter vorm te kunnen geven.  Dit programma wordt eens per drie maanden in een behandelplanbespreking geëvalueerd en waar mogelijk en nodig gewijzigd of uitgebreid. Via dagelijkse evaluatiegesprekken krijgt klager concrete handvaten aangeboden betreffende dingen die goed gaan en ontwikkel-/verbeterpunten. Naar verwachting zal sprake zijn van een langdurig en geleidelijk proces. Door een overplaatsing zal de behandeling van klager stagneren.

Naar het oordeel van de beroepscommissie is het in het licht van het bovenstaande niet in het belang van klagers behandeling om hem in het huidige stadium van zijn behandeling - die gericht is op noodzakelijke stabilisatie om verder te kunnen komen in zijn behandeling - over te plaatsen naar een andere instelling met een EVBG-afdeling.

De wijze waarop invulling wordt gegeven aan een tbs-behandeling staat overigens niet ter beoordeling van de beroepscommissie.

Het hiervoor overwogene in aanmerking genomen is de bestreden beslissing niet in strijd met de wet en kan deze, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, evenmin als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

5.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A. van Holten, voorzitter, mr. M.J.H. van den Hombergh en mr. drs. L.C. Mulder, leden,  in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 11 juni 2019.

            secretaris                                 voorzitter                   

Naar boven