Onderwerp: Bezoek-historie

Wnb-vergunning; gaswinning sidetrack boring B13; Doggersbank
Geldigheid:10-12-2019 t/m 31-12-2021Status: Was geldig

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Geachte heer ,

Op 15 oktober 2019 heeft u namens Petrogas E&P Netherlands B.V. (hierna: Petrogas) een vergunning op grond van de Wet natuurbescherming (hierna: Wnb) voor het uitvoeren van een boring naar aardgas bij het platform B13 in het Natura 2000-gebied Doggersbank aangevraagd.

Door middel van een e-mail van 18 november 2019 heb ik u verzocht de aanvraag aan te vullen. De gevraagde aanvulling heb ik op 18 november 2019 van u ontvangen.

Ik verleen u hierbij de gevraagde vergunning.

In dit besluit vindt u de inhoudelijke overwegingen die eraan ten grondslag liggen. De aanvraag en de bijlagen maken onderdeel uit van dit besluit.

1. AANVRAAG

1.1. Onderwerp

Petrogas heeft het voornemen om een put te boren ter plaatse van haar B13-platform. Dit platform is gesitueerd op een afstand van meer dan 260 kilometer uit de kust ten noorden van Den Helder, in het Natura 2000-gebied Doggersbank.

Het voornemen betreft:

  • Plaatsing van de mobiele boorinstallatie op de locatie;

  • Uitvoering van een zogenaamde sidetrack-boring;

  • Vertrek van de mobiele boorinstallatie;

  • Aansluiting van de put op de bestaande installatie voor gasproductie.

Het betreft hier een gedevieerde (schuine) boring met een lengte van 1 á 1,5 km. Aangezien het een bestaande put betreft, wordt er niet geheid. Het boren vindt plaats in een continu rooster (24 uur, 7 dagen per week). Na afronding van de boring wordt de productiviteit van de put getest. Daarbij wordt (mogelijk) ook gas afgefakkeld gedurende een periode van maximaal 7 dagen (circa 72 uur). Na afronding van de werkzaamheden wordt de boortoren ingeschoven, worden de poten ingetrokken en verlaat de boortoren de locatie. De activiteiten duren in totaal circa 40 dagen (waarvan 35 dagen boren).

Voor een uitgebreidere beschrijving van de voorgenomen activiteit verwijs ik naar de aanvraag en de bijlagen daarbij.

1.2. Bevoegdheid

Op basis van artikel 1.3, lid 5, van de Wnb en de artikelen 1.2 en 1.3, lid 1, sub b, onder 3°, luidend: 'activiteiten ten aanzien van het opsporen, winnen of opslaan van diepe delfstoffen, bedoeld in artikel 1 van de Mijnbouwwet' van het Besluit natuurbescherming ben ik bevoegd om te beslissen op uw vergunningaanvraag.

De exacte wetsteksten zijn te raadplegen op www.overheid.nl onder 'wet- en regelgeving'.

1.3. Vergunningplicht

De aangevraagde activiteit kan, gelet op de instandhoudingsdoelstellingen voor het Natura 2000-gebied Doggersbank de kwaliteit van de natuurlijke habitats of de habitats van soorten in dat gebied verslechteren of een significant verstorend effect hebben op de soorten waarvoor dat gebied is aangewezen. Daarom geldt een vergunningplicht op grond van artikel 2.7, lid 2, Wnb.

1.4. Beoordeling van projecten en andere handelingen

1.4.1. Project met mogelijk significante gevolgen

De activiteit waarvoor u een vergunning aanvraagt, is een project in de zin van artikel 2.7, lid 2 van de Wnb dat, afzonderlijk of in cumulatie met andere plannen of projecten kan leiden tot significante gevolgen voor de instandhoudingsdoelstellingen van een Natura-gebied. Het betreft de uitvoering van bouwwerken of de totstandbrenging van andere installaties of (materiële) werken en andere (materiële) ingrepen in het natuurlijke milieu of landschap, inclusief de ingrepen voor de ontginning van bodemschatten.

De door u voorgenomen activiteiten zijn te beschouwen als één project omdat zij onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn.

1.4.2. Passende beoordeling

Voor een project dat afzonderlijk of in cumulatie kan leiden tot significante gevolgen voor de instandhoudingsdoelstellingen, kan alleen een vergunning verleend worden als de aanvrager een passende beoordeling (hierna: PB) heeft overgelegd, waaruit zonder redelijke wetenschappelijke twijfel kan worden geconcludeerd dat het project niet zal leiden tot aantasting van de natuurlijke kenmerken van het betrokken Natura 2000-gebied. Deze moet rekening houden met de instandhoudingsdoelstellingen van het gebied. De PB biedt de grondslag voor de vaststelling van de aard en omvang van de gevolgen of de cumulatieve gevolgen en de manier waarop in mitigatie van die gevolgen is voorzien. De PB toetst de effecten aan de instandhoudingdoelstellingen uit het aanwijzingsbesluit van het Natura 2000-gebied Doggersbank.

In het onderstaande volgt mijn beoordeling van de effectenanalyse zoals die is neergelegd in de PB.

2. BEOORDELING

2.1 Afbakening

Gebied

De activiteiten vinden plaats in het Natura 2000-gebied Doggersbank.

Gevolgen

Voor de beoordeling van de gevolgen inventariseert de PB welke in redelijkheid denkbare typen gevolgen kunnen optreden. Dit zijn:

  • Vernietiging van oppervlakte beschermd habitat;

  • Kwaliteitsverlies van beschermd habitat en leefgebied;

  • Verstoring door (onderwater)geluid, trillingen, licht en mensen;

  • Verontreiniging;

  • Verandering dynamiek substraat;

  • Verzuring en vermesting.

Natuurwaarden

De natuurwaarden die door de genoemde gevolgen beïnvloed kunnen worden, zijn:

  • Habitattypen: Permanent overstroomde zandbanken (H1110C);

  • Habitatrichtlijnsoorten: Bruinvis (H1351), Grijze zeehond (H1364) en Gewone zeehond (H1365).

Daarnaast kan lichtuitstraling (van werkverlichting en de fakkel) middels externe werking mogelijk leiden tot effecten op trekvogels uit diverse op grote afstand gelegen Natura 2000-gebieden. Stikstofdepositie zou eveneens mogelijk kunnen leiden tot effecten op beschermde habitats in diverse op grote afstand gelegen Natura 2000-gebieden.

De beschermde waarden en de relevante instandhoudingsdoelstellingen van het betrokken Natura 2000-gebied staan vermeld op www.rijksoverheid.nl/lnv ('Onderwerpen' >'Natuur en Biodiversiteit' > 'Natura 2000').

Conclusie afbakening

Ik ben van oordeel dat de afbakening van het gebied en de inventarisatie van mogelijke gevolgen van het project op de natuurwaarden in de PB op een juiste wijze hebben plaatsgevonden.

2.2 Mogelijke effecten en mitigatie

2.2.1 Habitattype Permanent overstroomde zandbanken (H1110C)

Ik deel de conclusie van de passende beoordeling dat de mogelijke effecten met betrekking tot oppervlakte- en kwaliteitsverlies van het habitattype, door vertroebeling, verontreiniging en sedimentatie, zeer gering zijn qua impact en in beïnvloede oppervlakte en bovendien tijdelijk zijn. Hierbij houd ik rekening met de voorgestelde maatregelen ter voorkoming en mitigatie van mogelijke effecten. Ter borging van de conclusie zijn deze maatregelen opgenomen in de voorschriften 17 tot en met 19.

Een significant negatief effect op de instandhoudingsdoelstellingen is uit te sluiten. Er is geen sprake van verslechtering van natuurlijk habitat in het betrokken Natura 2000-gebied.

2.2.2 Habitatrichtlijnsoorten Bruinvis (H1351), Grijze zeehond (H1364) en Gewone zeehond (H1365)

Het habitattype Permanent overstroomde zandbanken is tevens leefgebied voor de Bruinvis, Grijze zeehond en Gewone zeehond. Met betrekking tot de voor deze soorten relevante aspecten vertroebeling, verontreiniging en sedimentatie is de voor het habitattype getrokken conclusie eveneens van toepassing.

Ten aanzien van de mogelijke verstoring door (onderwater)geluid, trillingen, licht en mensen geldt dat het project tijdelijk is (circa 40 dagen) en dat de soorten voldoende uitwijkmogelijkheden hebben naar nabijgelegen leefgebied van gelijkwaardige kwaliteit. Omdat er géén sprake is van heiwerkzaamheden zal er ook geen sprake zijn van een mate van verstoring die sterk afwijkt van regulier in het gebied aanwezige verstoringsbronnen (zoals scheepvaart) en zal de mogelijke verstoring ook zeer plaatselijk van aard zijn.

Ik deel de conclusies die in de passende beoordeling zijn getrokken. Ter borging van de conclusie zijn maatregelen opgenomen in de vergunningvoorschriften 15 en 16.

Een significant negatief effect op de instandhoudingsdoelstellingen is uit te sluiten. Er is geen sprake van verslechtering van het leefgebied en ook geen verstoring van soorten in het betreffende Natura 2000-gebied.

  1. Vogelrichtlijnsoorten

Voor het gebied Doggersbank zelf zijn geen instandhoudingsdoelstellingen geformuleerd ten aanzien van vogels, maar er kunnen tijdens de vogeltrek wel soorten voorkomen waarvoor in andere Natura 2000-gebieden doelen zijn geformuleerd. Met name ten aanzien van de te gebruiken werkverlichting en het affakkelen kan er, vooral in de donkere uren, mogelijk sprake zijn van effecten (externe werking). Rekening houdend met de in de passende beoordeling voorgestelde maatregelen ter voorkoming en mitigatie van deze mogelijke effecten, deel ik de conclusie van de passende beoordeling. Ter borging van de conclusie zijn deze maatregelen opgenomen in de voorschriften 12 tot en met 16.

Een significant negatief effect op de instandhoudingsdoelstellingen is uit te sluiten. Er is geen sprake van verstoring van soorten.

2.3 Stikstofdepositie

Op 18 november 2019 heeft een berekening plaatsgevonden met AERIUS Calculator 2019 (kenmerk: RQKgEWUxqxJi). Deze berekening heeft geen depositieresultaten opgeleverd boven 0,00 mol/ha/jr. Hieruit blijkt dat de voorgenomen activiteit niet zal leiden tot stikstofdepositie op een stikstofgevoelig habitattype of leefgebied in enig Natura 2000-gebied. Negatieve effecten op de instandhoudingsdoelstellingen zijn hierdoor uit te sluiten.

2.4 Cumulatie

Bij vergunningverlening voor een project moet een beoordeling plaatsvinden van de cumulatieve gevolgen als het project, afzonderlijk of in combinatie met andere projecten of handelingen, significante gevolgen kan hebben voor het desbetreffende Natura 2000-gebied. Een vergunning kan alleen verleend worden als het project afzonderlijk of in combinatie met andere projecten geen significante gevolgen heeft.

Ik heb hiervoor al geconcludeerd dat de uitvoering van de voorgenomen activiteit zelfstandig beschouwd, niet kan leiden tot een verslechtering van de kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten in het betrokken Natura 2000-gebied of een significant verstorend effect kan hebben op de soorten waarvoor het gebied is aangewezen.

Zekerheidshalve is bovendien in vergunningvoorschrift 23 opgenomen dat de meest verstorende werkzaamheden qua geluid (het boren zelf) niet gelijktijdig mogen worden uitgevoerd met andere Wnb-vergunningplichtige boor- en ontwikkelwerkzaamheden van Petrogas in het gebied.

Ik concludeer dat in de aangeleverde PB een volledige en juiste cumulatietoetsing is uitgevoerd.

2.5 Conclusie

Met de door u uitgevoerde PB en de daarbij behorende rapportages en documenten, de vergunningvoorschriften en mitigerende maatregelen is de zekerheid verkregen dat het project/de activiteit waarvoor de vergunning is aangevraagd, niet leidt tot aantasting van de natuurlijke kenmerken van het Natura 2000-gebied Doggersbank of tot significante verstoring van soorten.

Op grond van het bovenstaande ben ik van mening dat de gevraagde vergunning, onder de opgenomen voorschriften en beperkingen, kan worden verleend.

3. VOORSCHRIFTEN

Ter bescherming van de in het Natura 2000-gebied Doggersbank aanwezige beschermde natuurwaarden, verbind ik aan deze vergunning de volgende voorschriften en beperkingen.

Algemeen

  1. Deze vergunning staat op naam van Petrogas E&P Netherlands B.V. (hierna: vergunninghouder) (of diens rechtsopvolger).

  2. Deze vergunning wordt uitsluitend gebruikt door (medewerkers van) de vergunninghouder of door (rechts-)personen die aantoonbaar in opdracht van de vergunninghouder handelen. De vergunninghouder blijft daarbij verantwoordelijk voor de juiste naleving van deze vergunning.

  3. De in voorschrift 2 genoemde (rechts-)personen beschikken op de plaats waar de vergunde activiteit wordt uitgevoerd over een (digitaal) exemplaar van deze beschikking, inclusief alle daarbij behorende bijlagen.

  4. De in voorschrift 2 genoemde (rechts-)personen zijn aantoonbaar op de hoogte van de inhoud en het doel van deze voorschriften en beperkingen.

  5. Het tijdstip waarop de vergunde activiteit daadwerkelijk wordt gestart, wordt minimaal twee weken voor de aanvang ervan gemeld aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit ter attentie van het Team Natuurvergunningen (hierna: het bevoegd gezag).

  6. De vergunde activiteit wordt uitgevoerd zoals aangegeven in de aanvraag en bijbehorende passende beoordeling en volgens de voorschriften en beperkingen die aan deze vergunning zijn verbonden. Bij eventuele strijdigheid van de aanvraag en de voorschriften en beperkingen van deze vergunning hebben de laatste voorrang.

  7. Als zich een incident voordoet, meldt de vergunninghouder dit met alle relevante gegevens onmiddellijk aan het bevoegd gezag. Een incident is in dit geval een onvoorziene gebeurtenis waardoor schade aan de natuurlijke kenmerken in het betrokken beschermde gebied is of kan worden toegebracht, bijvoorbeeld wanneer onbedoeld vrijgekomen schadelijke stoffen een habitattype of habitat- of vogelrichtlijnsoort bedreigen.

  8. Als zich een incident voordoet, is de vergunninghouder verplicht eventuele verontreinigingen zo mogelijk direct te verwijderen en de eventueel opgetreden schade voor zover mogelijk te herstellen, zulks ter beoordeling van het bevoegd gezag.

  9. De vergunninghouder volgt de aanwijzingen op die het bevoegd gezag geeft.

  10. Zodra de werkzaamheden met betrekking tot de vergunde activiteit feitelijk zijn beëindigd, meldt de vergunninghouder dit uiterlijk binnen een week bij het bevoegd gezag.

  11. Alle correspondentie met betrekking tot deze vergunning kan per reguliere post of per e-mail (wetnatuurbescherming@minlnv.nl) worden gedaan.

Nadere inhoudelijke voorschriften

  1. Vrijkomend gas mag gedurende maximaal 7 dagen (circa 72 uur) worden afgefakkeld.

  2. Vrijkomend gas wordt zo veel mogelijk bij daglicht afgefakkeld. Er wordt bovendien zo vroeg mogelijk op de dag begonnen met fakkelen.

  3. Indien de in te schakelen vogeldeskundige1 een grote kans op de aanwezigheid van trekvogels aangeeft, wordt het affakkelen uitgesteld of wordt, indien reeds gestart, de fakkel gestopt en wordt de put ingesloten. Dit conform het in de passende beoordeling aangegeven fakkelprotocol en de voorschriften van de mijnbouwmilieuvergunning voor dit platform.

  4. Werkverlichting wordt uitsluitend toegepast wanneer en voor zo ver dat noodzakelijk is voor het veilig kunnen verrichten van werkzaamheden en voor een veilig verblijf van personeel op het platform of de boorinstallatie.

  5. Werkverlichting is zodanig opgesteld, afgesteld, ingericht en de lampen zijn zodanig naar buiten toe afgeschermd, dat lichtuitstraling naar het Natura 2000-gebied zoveel als mogelijk wordt voorkomen.

Afvalstoffen en lozingen

  1. Eventueel bij de boring vrijkomende oil-based mud/ oliehoudende boorvloeistof dient naar land afgevoerd te worden en aldaar te worden verwerkt conform de op dat moment daartoe geldende wet- en regelgeving.

  2. Was-, regen-, spoel- en sanitair water, productiewater, boorvloeistof op waterbasis, boorgruis, cement en spacer-vloeistoffen mogen worden geloosd conform de op dat moment daartoe geldende wet- en regelgeving.

  3. Met uitzondering van boorgruis en de eventueel rond de poten te storten stenen, is het niet toegestaan vaste (afval)stoffen in het gebied te storten of achter te laten.

Toezicht

  1. De vergunninghouder voert een administratie met daarin alle documenten die betrekking hebben op deze vergunning en op de naleving van de voorschriften.

  2. De vergunninghouder geeft alle medewerking aan de aangewezen toezichthouder en opsporingsambtenaren.

  3. De vergunninghouder toont informatie en documenten op verzoek aan de bevoegde toezichthouder en opsporingsambtenaren.

Looptijd en geldigheid

  1. De meest verstorende werkzaamheden qua geluid (het boren zelf) worden niet gelijktijdig uitgevoerd met andere Wnb-vergunningplichtige boor- en ontwikkelwerkzaamheden van Petrogas in het gebied.

  2. De vergunning is geldig vanaf de datum van afgifte tot en met het moment dat de vergunde activiteit wordt beëindigd (zie voorschrift 10), en uiterlijk tot en met 31 december 2021.

TER INFORMATIE

Op grond van afdeling 4.1.1. Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) kan een verzoek tot wijziging van de vergunning worden ingediend.

Op grond van artikel 5.4, lid 1 en lid 2, van de Wnb kan de verleende vergunning worden ingetrokken of gewijzigd.

Als de vergunninghouder handelt in strijd met de vergunning, kan op grond van artikel 7.2, lid 2, van de Wnb een last onder bestuursdwang worden opgelegd.

Conform artikel 5:32, lid 1, Awb kan een bestuursorgaan dat bevoegd is bestuursdwang toe te passen, in plaats daarvan aan de overtreder een last onder dwangsom opleggen.

Hoogachtend,

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
namens deze:



MT-lid Directoraat-Generaal Natuur, Visserij en Landelijk Gebied

BEZWAAR

Tegen dit besluit staat op grond van de Algemene wet bestuursrecht voor een belanghebbende de mogelijkheid open een bezwaarschrift in te dienen. Een bezwaarschrift moet binnen zes weken na bekendmaking van dit besluit worden ingediend bij:

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

Rijksdienst voor Ondernemend Nederland

Afdeling Juridische Zaken

Postbus 40219

8004 DE Zwolle

Het bezwaarschrift dient te zijn ondertekend en moet ten minste de volgende elementen bevatten:

  1. de naam en het adres van de indiener;

  2. de dagtekening;

  3. een omschrijving van het besluit waartegen het bezwaar gericht is, en

  4. de gronden van bezwaar.

Het is raadzaam een kopie van dit besluit bij het bezwaarschrift te voegen.

PUBLICATIE BESLUIT

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit maakt dit besluit openbaar op grond van artikel 8 van de Wet openbaarheid van bestuur. Het zal onder anonimisering van de persoonsgegevens geplaatst worden op https://puc.overheid.nl/natuurvergunningen.

BIJLAGEN:

  1. Passende beoordeling

  2. PDF AERIUS Calculator 2019

Naar boven