Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 98/0088 C, 4 augustus 1998, beroep
Uitspraakdatum:04-08-1998

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: C 98/88

betreft: [klager] datum: 4 augustus 1998

De beroepscommissie uit de sectie terbeschikkingstelling van de Centrale Raad, bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (BVT), heeft kennis genomen van een op 28 mei 1998 bij het secretariaatvan de Raad ingekomen beroepschrift van

het hoofd van de "Dr. S. van Mesdagkliniek" te Groningen,

gericht tegen een beschikking d.d. 19 mei 1998 van de beklagcommissie uit de commissie van toezicht bij voormelde kliniek, gegeven op een klacht van R.B. Asbeek Brusse, verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beschikking waarvan beroep, welke in afschrift aan deze beslissing is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 23 juli 1998, gehouden in de penitentiaire inrichtingen "Over-Amstel" te Amsterdam, is [...], juridisch medewerker van voormelde kliniek, gehoord.
Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorggedragen, heeft hij geen gebruik willen maken van de gelegenheid door de beroepscommissie te worden gehoord. Zijn raadsman mr. S.A. Roodhof is wel verschenen en in de gelegenheidgesteld klagers belangen te bepleiten.
Hiervan is het aangehechte verslag opgemaakt.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. Inhoud van het beklag en de beslissing van de beklagcommissie:
Het beklag betreft de weigering om goederen, die klager van een medeverpleegde heeft gekocht, aan klager te overhandigen.

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard, op de gronden als in de aangehechte beschikking weergegeven.

2. Standpunten
2.1 Standpunt van het hoofd van de inrichting:
Namens het hoofd is in beroep volhard in het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt. Er is geen rechtsgeldige overeenkomst tot stand gekomen tussen klager en een medebewoner inzake het overnemen van goederen, nudeze twee bewoners - in strijd met de huisregels - hebben gehandeld zonder eerst het personeel om instemming met bedoelde overname te vragen. De beklagcommissie heeft de zaak louter civielrechtelijk bekeken en is daarinvoorbijgegaan aan het feit dat het in casu niet gaat om handel in de vrije maatschappij, maar om handel tussen bewoners van een tbs-kliniek. Uit het oogpunt van orde en veiligheid in de inrichting moet het mogelijk zijn om in eentbs-kliniek bij huisregels beperkingen op te leggen. Ook in andere tbs-inrichtingen en ook in penitentiaire inrichtingen is handel tussen bewoners zonder toezicht niet toegestaan.
De kliniek heeft een behandel- en verplegingsverplichting en moet bewoners tegen elkaar beschermen om te voorkomen dat de ene bewoner in een machtspositie ten opzichte van een andere bewoner komt te staan. Om die reden ishet bewoners ook niet toegestaan om - zonder begeleiding - over geld te beschikken. Handel is mogelijk, maar alleen met instemming van de kliniek ter bescherming van de bewoners. Betrokkenen hebben eerder overeenkomstig de hunbekende huisregels gehandeld. Vermoedelijk is deze keer anders gehandeld omdat de desbetreffende medebewoner zich de dag na het opstellen van de koopovereenkomst aan het toezicht wilde onttrekken en ook heeft onttrokken. Deze is nogimmer voortvluchtig. Het is de kliniek niet bekend of de koopovereenkomst echt is en of, indien die medebewoner in de kliniek terugkeert, een claim is te verwachten met betrekking tot de bedoelde goederen. Bedoelde goederen leverenniet direct een gevaar op voor de orde en veiligheid binnen de inrichting, wel het handelen zonder instemming van de kliniek.
Namens het hoofd van de inrichting zijn de pleitnotities van de Staat in de kort-geding-procedure overgelegd.

2.2 Standpunt van klager:
Namens klager is daarop - overeenkomstig de overgelegde pleitnotities - geantwoord als tegenover de beklagcommissie. Voorts is verklaard dat klager en de desbetreffende medebewoner beide handelingsbekwaam zijn en derhalveeen rechtsgeldige overeenkomst hebben gesloten, waarbij die medebewoner goederen heeft verkocht aan klager. Dit wordt bevestigd door de omstandigheid dat de betreffende medebewoner klager vanuit België een brief d.d. 31 maart 1998heeft geschreven en klager daarin heeft gevraagd of hij de goederen al op zijn cel heeft of dat de kliniek nog steeds moeilijk doet. Klager moet dan ook worden toegestaan de aangekochte goederen op zijn cel te houden. Niet valt inte zien dat de desbetreffende goederen een gevaar zouden kunnen opleveren voor de orde en veiligheid in de inrichting als bedoeld in artikel 44 BVT. De kliniek heeft geen bevoegdheid om bij huisregels het eigendomsrecht van klagerte beperken, te meer nu in de huisregels geen sanctie is gesteld op het handelen zonder instemming van de kliniek.

3. Beoordeling:
3.1 Vast staat dat een medebewoner op 3 januari 1998 schriftelijk heeft verklaard dat de goederen in zijn cel tegen betaling door klager zijn overgenomen. De beroepscommissie is, met de beklagcommissie, van oordeel dat incasu sprake is van een naar het Burgerlijk Wetboek rechtsgeldig gesloten overeenkomst. Immers, niet is gesteld of gebleken dat klager dan wel bedoelde medebewoner niet handelingsbekwaam zouden zijn. Voorts is zij met debeklagcommissie van oordeel dat de huisregels van de kliniek - inhoudende dat geen handel tussen bewoners is toegestaan zonder instemming van de kliniek - geen inbreuk op genoemde wet kunnen maken.
Klager is derhalve eigenaar geworden van bedoelde goederen van genoemde medebewoner. De omstandigheden dat bedoelde medebewoner zich op 4 januari 1998 heeft onttrokken aan het toezicht tijdens een eerste begeleid verlof endat klager eerst op 6 januari 1998 genoemde schriftelijke verklaring van die medebewoner aan personeelsleden van de kliniek heeft laten zien, kunnen hieraan op zichzelf niet afdoen.

3.2 Ingevolge het bepaalde in artikel 44, eerste lid, BVT heeft klager in principe het recht hem toebehorende voorwerpen in zijn persoonlijke ruimte te plaatsen dan wel bij zich te hebben.
Krachtens het tweede lid van dit artikel kan in de huisregels worden bepaald dat het bezit van bepaalde voorwerpen binnen de inrichting of een bepaalde afdeling daarvan verboden is, indien dit bezit een gevaar kan opleverenvoor - voorzover hier van belang - de handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting.
Op grond van het derde lid van dit artikel kan het hoofd van de inrichting bepalen dat een verpleegde een hem toebehorend voorwerp, niet behorende tot de soorten voorwerpen als bedoeld in het tweede lid, niet in zijnpersoonlijke verblijfsruimte mag hebben, indien dit noodzakelijk is met het oog op - voorzover hier van belang - de handhaving van de orde of veiligheid in de inrichting.

3.3 Bij de in januari 1998 van toepassing zijnde huisregels van de kliniek heeft het hoofd van de kliniek bepaald dat geen handel tussen bewoners is toegestaan dan met toestemming van de kliniek. Onweersproken is dat dedesbetreffende goederen in dit geval zelf niet direct gevaar voor de orde en veiligheid in de kliniek opleveren, zodat geen beperking op het eigendomsrecht van klager mogelijk is krachtens het tweede lid van artikel 44 BVT.
De beroepscommissie is echter, anders dan de beklagcommissie, van oordeel dat klager op grond van het derde lid van artikel 44 BVT kon worden beperkt in het recht de aangekochte goederen onder zich te houden. Het hoofd vande kliniek kon zich immers op grond van deze wetsbepaling op het standpunt stellen dat klager - hoewel eigenaar - met het oog op het belang van de handhaving van de orde of veiligheid in de inrichting gedurende zijn verblijf in dekliniek de desbetreffende goederen niet in zijn verblijfsruimte dan wel bij zich mag houden. De beslissing daartoe kan, na afweging van alle in aanmerking komende belangen en omstandigheden, niet onredelijk of onbillijk wordengeacht. Dit brengt mee dat klager in de gelegenheid moet worden gesteld die goederen elders in de inrichting te laten opslaan dan wel uit te voeren teneinde deze buiten de inrichting te doen opslaan.
Het beroep zal derhalve gegrond worden verklaard.

4. Beslissing:
De beroepscommissie verklaart het beroep van het hoofd van de inrichting gegrond, vernietigt de beschikking van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N.A.M. Schipper, voorzitter, prof.dr. L.A.J.M. van Eck en mr. Ch.L. van den Puttelaar, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 4augustus 1998.

secretaris voorzitter

Nummer: C98/88

Betreft: [...], verder te noemen klager.

Verslag van het behandelde ter zitting van de beroepscommissie uit de sectie terbeschikkingstelling van de Centrale Raad voor Strafrechtstoepassing, bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden,van 23 juli 1998, gehouden in de penitentiaire inrichtingen "Over-Amstel" te Amsterdam.

Samenstelling van de beroepscommissie:
voorzitter : mr. N.A.M. Schipper,
leden: prof.dr. L.A.J.M. van Eck en mr. Ch.L. van den Puttelaar.
De beroepscommissie is bijgestaan door de secretaris mr. E.W. Bevaart.

Gehoord is, namens het hoofd van de "Dr. S. van Mesdagkliniek" te Groningen, de heer mr. [...].
Namens klager is gehoord mr. S.A. Roodhof.

Namens het hoofd van de inrichting is in beroep volhard in het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt. Er is geen rechtsgeldige overeenkomst tot stand gekomen tussen klager en een medebewoner inzake het overnemen vangoederen, nu deze twee bewoners - in strijd met de huisregels - hebben gehandeld zonder eerst het personeel om instemming met bedoelde overname te vragen. De beklagcommissie heeft de zaak louter civielrechtelijk bekeken en is daarinvoorbijgegaan aan het feit dat het in casu niet gaat om handel in de vrije maatschappij, maar om handel tussen bewoners van een tbs-kliniek. Uit het oogpunt van orde en veiligheid in de inrichting moet het mogelijk zijn om in eentbs-kliniek bij huisregels beperkingen op te leggen. Ook in andere tbs-inrichtingen en ook in penitentiaire inrichtingen is handel tussen bewoners zonder toezicht niet toegestaan.De kliniek heeft een behandel- enverplegingsverplichting en moet bewoners tegen elkaar beschermen om te voorkomen dat de ene bewoner in een machtspositie ten opzichte van een andere bewoner komt te staan. Om die reden is het bewoners ook niet toegestaan om - zonderbegeleiding - over geld te beschikken. Handel is mogelijk, maar alleen met instemming van de kliniek ter bescherming van de bewoners. Betrokkenen hebben eerder overeenkomstig de hun bekende huisregels gehandeld. Vermoedelijk is dezekeer anders gehandeld omdat de desbetreffende medebewoner zich de dag na het opstellen van de koopovereenkomst aan het toezicht wilde onttrekken en ook heeft onttrokken. Deze is nog immer voortvluchtig. Het is de kliniek niet bekendof de koopovereenkomst echt is en of, indien die medebewoner in de kliniek terugkeert, een claim is te verwachten met betrekking tot de bedoelde goederen. Bedoelde goederen leveren niet direct een gevaar op voor de orde enveiligheid binnen de inrichting, wel het handelen zonder instemming van de kliniek.
Namens het hoofd van de inrichting zijn de pleitnotities van de Staat in de kort-geding-procedure overgelegd.

Namens klager is daarop - overeenkomstig de overgelegde pleitnotities - geantwoord als tegenover de beklagcommissie. Voorts is verklaard dat klager en de desbetreffende medebewoner beide handelingsbekwaam zijn en derhalve eenrechtsgeldige overeenkomst hebben gesloten, waarbij die medebewoner goederen heeft verkocht aan klager. Dit wordt bevestigd door de omstandigheid dat de betreffende medebewoner klager vanuit België een brief d.d. 31 maart 1998 heeftgeschreven en klager daarin heeft gevraagd of hij de goederen al op zijn cel heeft of dat de kliniek nog steeds moeilijk doet. Klager moet dan ook worden toegestaan de aangekochte goederen op zijn cel te houden. Niet valt in te ziendat de desbetreffende goederen een gevaar zouden kunnen opleveren voor de orde en veiligheid in de inrichting als bedoeld in artikel 44 BVT. De kliniek heeft geen bevoegdheid om bij huisregels het eigendomsrecht van klager tebeperken, te meer nu in de huisregels geen sanctie is gesteld op het handelen zonder instemming van de kliniek.

secretaris voorzitter

Naar boven