Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ S-19/2467/SGA, 29 oktober 2019, schorsing
Uitspraakdatum:29-10-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          : S-19/2467/SGA

Betreft : [verzoeker]    datum: 29 oktober 2019

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift, ingediend door mr. J.F. van der Brugge, namens […], verder verzoeker te noemen, verblijvende in het Justitieel Complex Zaanstad. Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid, van de Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van voormelde inrichting van 22 oktober 2019, inhoudende de oplegging van een disciplinaire straf van veertien dagen opsluiting in een strafcel, ingaand op 21 oktober 2019 om 15.15 uur en eindigend op 4 november 2019 om 15.15 uur, wegens invoer van contrabande (een handelshoeveelheid softdrugs) door een bezoeker van verzoeker.
De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van het klaagschrift van 28 oktober 2019 alsmede van de schriftelijke inlichtingen van de directeur van 29 oktober 2019.

1.         De beoordeling

De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en beslist. Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is dat niet het geval. Verzoeker betwist dat de in zijn invoer aangetroffen softdrugs op zijn verzoek zijn ingevoerd in de inrichting. Verzoeker heeft psychische problemen en door de opsluiting in een strafcel zonder voldoende afleiding dreigt de geestelijke gezondheid van verzoeker onaanvaardbaar te verslechteren. Uit de schriftelijke inlichtingen van de directeur, waaronder het schriftelijk verslag, komt naar voren dat in goederen die voor verzoeker zijn ingevoerd in de inrichting een handelshoeveelheid softdrugs is aangetroffen. Naar aanleiding van de vondst zijn verzoekers telefoongesprekken beluisterd. Uit het telefoongesprek dat verzoeker op 15 oktober 2019 heeft gevoerd is te horen dat hij zegt: “Ik heb zeven bolletjes van bezoek gekregen en heb vijftien gram via de kleding en die worden morgen gebracht”. Hieruit heeft de directeur geconcludeerd dat verzoeker op de hoogte was van de invoer van een handelshoeveelheid softdrugs.

Naar het voorlopig oordeel van de voorzitter, kan de bestreden beslissing, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het verzoek zal worden afgewezen. De voorzitter geeft de directeur in overweging verzoeker te laten bezoeken door een arts gelet op hetgeen verzoeker heeft aangevoerd ten aanzien van zijn geestelijke gezondheid.

2.         De uitspraak

De voorzitter wijst het verzoek af.

Aldus gedaan door mr. J.D. den Hartog, voorzitter, in tegenwoordigheid van bc. L. Vis-van Alff, secretaris, op 29 oktober 2019                        

                                                                                     

secretaris         voorzitter

 

Naar boven