Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ S-19/2440/SGA, 22 oktober 2019, schorsing
Uitspraakdatum:22-10-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer          : S-19/2440/SGA

Betreft : [verzoeker]    datum: 22 oktober 2019

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift, ingediend door mr. C. Stroobach, namens […], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de locatie De Schie te Rotterdam. Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid, van de Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van voormelde inrichting van 18 oktober 2019, inhoudende de oplegging van een disciplinaire straf van veertien dagen opsluiting in een strafcel, ingaand op 18 oktober 2019 om 16.00 uur en eindigend op 1 november 2019 om 16.00 uur, wegens het proberen contrabande in te voeren, het weigeren van opdrachten van personeel en verbale en fysieke agressie jegens personeel. De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van het klaagschrift van 21 oktober 2019 (S-2019-000673) alsmede van de schriftelijke inlichtingen van de directeur van  22 oktober 2019.

1.         De beoordeling

De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en beslist. Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is dat niet het geval. Verzoeker betwist de beschuldigingen waarvoor hij een disciplinaire straf opgelegd heeft gekregen. Ter ondersteuning hiervan zijn de camerabeelden van belang en verzoeker stelt dan ook dat die eerst bekeken moeten worden voordat verzoeker de gehele straf heeft ondergaan. Allereerst merkt de voorzitter op dat de schorsingsprocedure zich niet ervoor leent dat de voorzitter zelf  camerabeelden bekijkt. Uit de schriftelijke inlichtingen van de directeur, waaronder het schriftelijke verslag, komt naar voren dat er op 17 oktober 2019 een incident heeft plaatsgevonden in de bezoekzaal waar verzoeker bij betrokken was. De directeur heeft de camerabeelden van het incident bekeken en zowel in het schriftelijke verslag als in de beslissing van de directeur is een uitvoerige beschrijving van de beelden opgenomen: Verzoeker heeft contrabande willen invoeren van zijn bezoeker. Door personeel is waargenomen dat verzoeker met zijn rechterhand zijn bezoeker een boks heeft gegeven en vervolgens de contrabande overnam in zijn linkerhand. Nadat het personeel verzoeker heeft gevraagd om zijn linkerhand open te doen, is verzoeker opgestaan en heeft zich gedraaid waarna hij de contrabande terug heeft gegeven aan een bezoeker. Ook heeft verzoeker geweigerd gehoor te geven aan de opdracht de zaal te verlaten. Op enig moment sloeg verzoeker ook de arm van een personeelslid van zijn arm af. Tegelijk met de opdracht de zaal te verlaten is een open hand tegen verzoekers romp gezet teneinde hem in beweging te krijgen. Deze hand heeft verzoeker met kracht weggeslagen. Ook heeft verzoeker het aanwezige personeel fors uitgescholden en bedreigd. Naar het voorlopig oordeel van de voorzitter, kan de bestreden beslissing, gelet op het vorenstaande niet onredelijk of onbillijk worden geacht. Het verzoek zal worden afgewezen.

2.         De uitspraak

De voorzitter wijst het verzoek af.

Aldus gedaan door mr. M.J. Stolwerk, voorzitter, in tegenwoordigheid van bc. L. Vis-van Alff, secretaris, op 22 oktober 2019                              

                                                                                

secretaris         voorzitter

 

Naar boven