Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/2832/GA, 05 november 2019, beroep
Uitspraakdatum:05-11-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

nummer:          R-19/2832/GA

betreft: [klager]                                               datum: 5 november 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van de directeur van de locatie Norgerhaven te Veenhuizen, gericht tegen een uitspraak van 1 februari 2019 van de alleensprekende beklagrechter bij voormelde de locatie, gegeven op een klacht van […], verder te noemen klager, alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep die in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
De beroepscommissie heeft klager en zijn raadsman mr. J.M. van Dam in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en de directeur om het beroep schriftelijk toe te lichten. Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter

Het beklag betreft de oplegging van een disciplinaire straf van drie dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel zonder tv ingaande op 6 december 2018 (Nh-2018-000274). De beklagrechter heeft het beklag gegrond verklaard en een tegemoetkoming toegekend van € 22,50 op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2.         De standpunten van de directeur en klager

De directeur heeft in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager gaf op 6 december 2018 meerdere malen geen gehoor aan de opdracht van het afdelingspersoneel om de teamkamer te verlaten en schold het personeel uit voor ‘stelletje mafkezen’. De straf is opgelegd voor het geheel, voor zowel het meermalen niet opvolgen van de opdracht van het personeel alsmede voor het uitschelden van het personeel. Deze feiten en omstandigheden hebben in samenhang bezien, bijgedragen aan het opleggen van de sanctie. Dergelijk gedrag is onacceptabel en in strijd met de handhaving van c.q. heeft een ondermijnend effect op de orde en veiligheid in de inrichting. Nu klager in zeer korte tijd de huisregels meermalen heeft overtreden, was een corrigerend gesprek of een lagere straf niet meer aan de orde en is de oplegging van een disciplinaire straf noch onredelijk noch onbillijk. Door en/of namens klager is het standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagrechter, in beroep niet toegelicht.

3.         De beoordeling

De directeur heeft klager, naar aanleiding van een schriftelijk verslag van 6 december 2018, een straf opgelegd van drie dagen opsluiting in de eigen verblijfsruimte, aangezien klager, zoals blijkt uit het schriftelijk verslag, onvoldoende gehoor heeft gegeven aan de opdracht van het personeel en het personeel heeft uitgescholden. Naar het oordeel van de beroepscommissie is, gelet op het bovenstaande, de beslissing om klager een disciplinaire straf van drie dagen opsluiting in de eigen verblijfsruimte op te leggen niet onredelijk of onbillijk en niet in strijd met hetgeen is vermeld in de Landelijke Sanctiekaart 2016. Zij zal derhalve het beroep van de directeur gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagrechter vernietigen en het beklag alsnog ongegrond verklaren.

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag alsnog ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. T.B. Trotman, voorzitter, mr. dr. A.M.G. Smit en mr. J.A.M. de Wit, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 5 november 2019.       

 

            secretaris         voorzitter

 

 

Naar boven