Onderwerp: Bezoek-historie

Ongewild schot in de onderhoudsruimte op het ISK

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Strafrechtspraak

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Arrest van 6 juni 2019

Zaaknummer: 21/000002-18

ECLI:NL:GHARL:2019:5940

Voorzitter: mr. R.H. Koning; leden: mr. A. van Maanen en brigade-generaal (tit.) mr. A.J. de Haan

Ongewild schot in de onderhoudsruimte op het ISK

Een marechaussee der tweede klasse nam op 5 oktober 2016 deel er een schiettraining op het ISK (infanterie schietkamp) te Harskamp. Tijdens die training, die werd gevolgd door het vierde peloton van het eskadron Hoge Risico Beveiliging (HRB) waarvan verdachte deel uitmaakte, is er met andere wapens geschoten en niet met het wapen Glock 17, maar droegen de cursisten laatstgenoemd wapen wel bij zich. Het was gebruikelijk voor deze militairen dat, indien zij zich in hun uniform tijdens diensttijd zouden verplaatsen, de Glock geladen werd gedragen. Verdachte heeft na de schiettraining aan zijn pelotonscommandant gevraagd of het de bedoeling was dat ze weer geladen terug zouden rijden, waarop de pelotonscommandant bevestigend heeft geantwoord. Vervolgens heeft de marechaussee zijn Glock geladen. Hierna is de marechaussee met zijn collega's naar de onderhoudsruimte (gebouw 200) gereden om wapenonderhoud te plegen. In en nabij de onderhoudsruimte is geen ontlaadpunt aanwezig. De marechaussee wilde in die ruimte onderhoud aan zijn Glock plegen, en heeft hiertoe de Glock uit zijn holster gehaald. Terwijl hij zijn Glock in zijn handen had, is met deze Glock een schot gelost. Op dat moment waren verschillende collega's in de directe nabijheid aanwezig. De marechaussee heeft niet de in een dienstvoorschrift voorgeschreven veiligheidsmaatregelen genomen.

De militaire kamer van de rechtbank Gelderland heeft de marechaussee bij vonnis van 18 december 2017 (ECLI:NL:RBGEL:2017:6746) veroordeeld voor het opzettelijk niet opvolgen van een dienstvoorschrift, terwijl daardoor gemeen gevaar voor personen te duchten was, en heeft aan hem een taakstraf van 60 uren opgelegd. De militaire kamer van het hof komt in dit arrest tot een ander oordeel en verklaart bewezen dat het aan de schuld van de marechaussee te wijten is dat hij een dienstvoorschrift niet heeft opgevolgd, terwijl daardoor gemeen gevaar voor personen ontstond. Het hof legt daarvoor een taakstraf van 39 uren op.

(MSr, artikel 136 en 137)

Verkort arrest

van de militaire kamer van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de militaire kamer van de rechtbank Gelderland van 18 december 2017 met parketnummer 05-760043-17 in de strafzaak tegen

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] (Denemarken) op [geboortedag] 1991,

wonende te [woonplaats] ,

marechaussee 2e klasse,

esk HRB den Haag.

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 23 mei 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.

Het hof heeft kennis genomen van de vordering van de advocaat-generaal strekkende veroordeling van verdachte tot een taakstraf voor de duur van 39 uren subsidiair 19 dagen hechtenis. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.

Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw, mr. T.H. ten Wolde, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Bij vonnis waarvan beroep is verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde feit veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 60 uren subsidiair 30 dagen hechtenis.

Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt en zal daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:

primair

hij als militair, op of omstreeks 05 oktober 2016, te of nabij Harskamp, gemeente Ede, in elk geval in Nederland, opzettelijk het dienstvoorschrift HB 2-1352 (handboek militair) en het dienstvoorschrift VS-7-511 (Glock 17), waarin in respectievelijk hoofdstuk 16 onder 3 (Veiligheidsregels) en deel 0 (veiligheidsregels) (onder meer) is voorgeschreven dat:

- Personeel dat het wapen in gebruik of beheer heeft op de hoogte moet zijn van de veiligheidsregels en er op toe moet zien dat deze regels nauwkeurig worden nageleefd (16.3.3 en deel 0 onder 3), en/of

- Voordat de veiligheidsmaatregelen zijn genomen, het wapen moet worden behandeld alsof het geladen is, omdat het uitwendig niet te zien is of het ontladen is (16.3.3 onder a. en deel 0 onder 3.a.), en/of

- voor het uiteennemen van het wapen de gebruiker eerst de veiligheidsmaatregelen moet nemen (16.3.2 onder c. en deel 0 onder 2.c), en/of

- voor iedere wapeninspectie de gebruiker eerst de veiligheidsmaatregelen moet nemen (16.3.2 onder d. en deel 0 onder 2.d.), en/of - wanneer de gebruiker niet overtuigd is van de toestand waarin zijn wapen verkeert (geladen, halfgeladen of ontladen) hij de veiligheidsmaatregelen moet nemen (16.3.3 onder g en deel 0 onder 3.f.),

niet heeft opgevolgd, hierin bestaande dat hij verdachte,

aldaar opzettelijk in de onderhoudsruimte (gebouw 200) een pistool (Glock 17) ter onderhoud uit zijn holster heeft genomen en/of het wapen vervolgens geprobeerd heeft uiteen te nemen, zonder dat hij, verdachte, als gebruiker van dit wapen zich (voldoende) had overtuigd van de toestand waarin zijn wapen verkeerde en/of zonder dat hij, verdachte, voor het uiteennemen van het wapen eerst de veiligheidsmaatregelen had genomen en/of zonder dat hij, verdachte, voor het inspecteren van het wapen eerst de veiligheidsmaatregelen had genomen, waarbij/waarna er door hem, verdachte, een schot werd gelost, althans uit dat wapen een schot werd gelost, terwijl daarvan/daardoor levensgevaar voor anderen of een ander, te weten de zich in de directe nabijheid van hem, verdachte, bevindende [betrokkene 1] en/of [betrokkene 2] en/of [betrokkene 3] en/of [betrokkene 4] en/of [betrokkene 5] en, althans, gemeengevaar voor die [betrokkene 1] en/of [betrokkene 2] en/of [betrokkene 3] en/of [betrokkene 4] en/of [betrokkene 5] , te duchten is geweest;

subsidiair

hij als militair, op of omstreeks 05 oktober 2016, te of nabij Harskamp, gemeente Ede, in elk geval in Nederland, in ernstige mate nalatig het dienstvoorschrift HB 2-1352 (handboek militair) en het dienstvoorschrift VS-7-511 (Glock 17), waarin in respectievelijk hoofdstuk 16 onder 3 (Veiligheidsregels) en deel 0 (veiligheidsregels) (onder meer) is voorgeschreven dat:

- Personeel dat het wapen in gebruik of beheer heeft op de hoogte moet zijn van de veiligheidsregels en er op toe moet zien dat deze regels nauwkeurig worden nageleefd (16.3.3 en deel 0 onder 3), en/of

- Voordat de veiligheidsmaatregelen zijn genomen, het wapen moet worden behandeld alsof het geladen is, omdat het uitwendig niet te zien is of het ontladen is (16.3.3 onder a. en deel 0 onder 3.a.), en/of

- voor het uiteennemen van het wapen de gebruiker eerst de veiligheidsmaatregelen moet nemen (16.3.2 onder c. en deel 0 onder 2.c), en/of

- voor iedere wapeninspectie de gebruiker eerst de veiligheidsmaatregelen moet nemen (16.3.2 onder d. en deel 0 onder 2.d.), en/of - wanneer de gebruiker niet overtuigd is van de toestand waarin zijn wapen verkeert (geladen, halfgeladen of ontladen) hij de veiligheidsmaatregelen moet nemen (16.3.3 onder g en deel 0 onder 3.f.), niet heeft opgevolgd, hierin bestaande dat hij verdachte,

aldaar opzettelijk in de onderhoudsruimte (gebouw 200) een pistool (Glock 17) ter onderhoud uit zijn holster heeft genomen en/of het wapen vervolgens geprobeerd heeft uiteen te nemen, zonder dat hij, verdachte, als gebruiker van dit wapen zich (voldoende) had overtuigd van de toestand waarin zijn wapen verkeerde en/of zonder dat hij, verdachte, voor het uiteennemen van het wapen eerst de veiligheidsmaatregelen had genomen en/of zonder dat hij, verdachte, voor het inspecteren van het wapen eerst de veiligheidsmaatregelen had genomen, waarbij/waarna er door hem, verdachte, een schot werd gelost, althans uit dat wapen een schot werd gelost, terwijl daarvan/daardoor levensgevaar voor anderen of een ander, te weten de zich in de directe nabijheid van hem, verdachte, bevindende [betrokkene 1] en/of [betrokkene 2] en/of [betrokkene 3] en/of [betrokkene 4] en/of [betrokkene 5] en, althans, gemeen gevaar voor die [betrokkene 1] en/of [betrokkene 2] en/of [betrokkene 3] en/of [betrokkene 4] en/of [betrokkene 5] , is ontstaan.

Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Ten aanzien van de feiten

Vast staat dat verdachte op 5 oktober 2016 te Harskamp tijdens het wapenonderhoud aan zijn pistool (Glock 17) ongewenst een schot heeft gelost. Ook staat vast dat verdachte toen het dienstvoorschrift HB 2-1352 (handboek militair) en het dienstvoorschrift VS 7-511 (Glock 17) heeft overtreden door – kort gezegd – niet de voorgeschreven veiligheidsmaatregelen te nemen, waardoor het ongewenste schot heeft kunnen afgaan.

De vraag die het hof heeft te beantwoorden is of verdachte deze voorschriften al dan niet opzettelijk niet heeft opgevolgd. Volgens de advocaat-generaal is sprake van voorwaardelijk opzet; volgens de verdediging van schuld.

Verdachte heeft verklaard dat hij, nadat de schietoefeningen met onder andere het geweer colt waren beëindigd, de veiligheidsmaatregelen aan zijn wapens heeft uitgevoerd.

Verdachte was op die dag chauffeur en hij verkeerde in de veronderstelling dat er op de kazerne in Den Haag wapenonderhoud zou worden gepleegd. In overleg met zijn pelotonscommandant heeft verdachte zijn pistool geladen voor de terugreis naar Den Haag.

Vervolgens hoorde verdachte dat er toch wapenonderhoud op het infanterie schietkamp (ISK) zou worden gepleegd.

In de onderhoudsruimte van het ISK waren meerdere personen aanwezig. Nadat verdachte onderhoud had gepleegd aan de colt, wilde hij onderhoud gaan plegen aan zijn Glock. Verdachte was vergeten dat hij zijn Glock kort daarvoor had geladen en heeft niet voorafgaande aan dat onderhoud de voorgeschreven veiligheidsmaatregelen van de Glock uitgevoerd. Toen hij merkte dat de slede van zijn pistool niet geheel naar achteren wilde, heeft hij de trekker overgehaald of, zoals hij ter terechtzitting in hoger beroep heeft verklaard, is hij gaan rommelen en wrikken met het wapen en is hij per ongeluk met de vinger aan de trekker gekomen, waarna er een schot is afgegaan. De afgevuurde kogel is door een onderhoudstafel gegaan.

Verdachte heeft aangevoerd dat hij na een drukke dag met schietoefeningen niet heeft gedacht aan het uitvoeren van de veiligheidsmaatregelen voor het onderhoud omdat hij die maatregelen ook al op de schietbaan had uitgevoerd. Verdachte is er ten onrechte van uitgegaan dat er geen patronen in zijn wapen aanwezig waren.

Het hof is van oordeel dat er geen bewijs is voor het opzettelijk niet opvolgen van een dienstvoorschrift door verdachte.

Het hof is ook van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij een dienstvoorschrift zou overtreden. Er is naar het oordeel van het hof dus ook geen sprake van voorwaardelijke opzet. Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting geen reden gekregen aan de lezing van verdachte te twijfelen dat hij vergeten was dat hij zijn Glock vlak voor het onderhoud had geladen. Het hof acht dat weliswaar verwijtbaar, maar van die lezing uitgaande kan niet gezegd worden dat verdachte bewust de kans heeft aanvaard dat hij een dienstvoorschrift zou overtreden.

Zoals uit het vorenstaande blijkt heeft het hof uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan zal worden vrijgesproken.

Het hof acht wel bewezen dat het aan verdachtes schuld is te wijten dat hij genoemde dienstvoorschriften heeft overtreden op de hiervoor genoemde manier. Verdachte heeft dit ook niet betwist.

Dat er buiten de onderhoudsruimte geen ontlaadpunten waren en evenmin collega's die duidelijk zichtbaar de veiligheidsmaatregel namen, maakt niet dat het verdachte niet te verwijten zou zijn dat hij de dienstvoorschriften heeft overtreden.

Verder is het hof, met de militaire kamer van de rechtbank, de advocaat-generaal en de verdediging, van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen is dat door het afgaan van het schot levensgevaar voor (een) ander(en) is ontstaan. Van dat deel van de tenlastelegging zal verdachte dan ook worden vrijgesproken. Het hof acht wel bewezen dat gemeen gevaar voor andere in de onderhoudsruimte aanwezige personen is ontstaan.

Door wettige bewijsmiddelen, zoals die in een eventuele aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof dus wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:

subsidiair

hij als militair, op of omstreeks 05 oktober 2016, te of nabij Harskamp, gemeente Ede, in elk geval in Nederland, in ernstige mate nalatig het dienstvoorschrift HB 2-1352 (handboek militair) en het dienstvoorschrift VS-7-511 (Glock 17), waarin in respectievelijk hoofdstuk 16 onder 3 (Veiligheidsregels) en deel 0 (veiligheidsregels) (onder meer) is voorgeschreven dat:

- Personeel dat het wapen in gebruik of beheer heeft op de hoogte moet zijn van de veiligheidsregels en er op toe moet zien dat deze regels nauwkeurig worden nageleefd (16.3.3 en deel 0 onder 3), en/of

- Voordat de veiligheidsmaatregelen zijn genomen, het wapen moet worden behandeld alsof het geladen is, omdat het uitwendig niet te zien is of het ontladen is (16.3.3 onder a. en deel 0 onder 3.a.), en/of

- voor het uiteennemen van het wapen de gebruiker eerst de veiligheidsmaatregelen moet nemen (16.3.2 onder c. en deel 0 onder 2.c), en/of

- voor iedere wapeninspectie de gebruiker eerst de veiligheidsmaatregelen moet nemen (16.3.2 onder d. en deel 0 onder 2.d.), en/of

- wanneer de gebruiker niet overtuigd is van de toestand waarin zijn wapen verkeert (geladen, halfgeladen of ontladen) hij de veiligheidsmaatregelen moet nemen (16.3.3 onder g en deel 0 onder 3.f.),

niet heeft opgevolgd, hierin bestaande dat hij verdachte,

aldaar opzettelijk in de onderhoudsruimte (gebouw 200) een pistool (Glock 17) ter onderhoud uit zijn holster heeft genomen en/of het wapen vervolgens geprobeerd heeft uiteen te nemen, zonder dat hij, verdachte, als gebruiker van dit wapen zich (voldoende) had overtuigd van de toestand waarin zijn wapen verkeerde en/of zonder dat hij, verdachte, voor het uiteennemen van het wapen eerst de veiligheidsmaatregelen had genomen en/of zonder dat hij, verdachte, voor het inspecteren van het wapen eerst de veiligheidsmaatregelen had genomen, waarbij/waarna er door hem, verdachte, een schot werd gelost, althans uit dat wapen een schot werd gelost, terwijl daarvan/daardoor levensgevaar voor anderen of een ander, te weten de zich in de directe nabijheid van hem, verdachte, bevindende [betrokkene 1] en/of [betrokkene 2] en/of [betrokkene 3] en/of [betrokkene 4] en/of [betrokkene 5] en, althans, gemeen gevaar voor die [betrokkene 1] en/of [betrokkene 2] en/of [betrokkene 3] en/of [betrokkene 4] en/of [betrokkene 5], is ontstaan.

Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het subsidiair bewezen verklaarde levert op:

Als militair aan zijn schuld te wijten zijn dat hij een dienstvoorschrift niet opvolgt, terwijl daardoor gemeen gevaar voor personen ontstaat.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.

Bij de oplegging van de straf heeft het hof in aanmerking genomen dat door verdachtes verwijtbaar handelen een zeer gevaarlijke situatie voor verdachte zelf en voor de andere in de onderhoudskamer aanwezige personen is ontstaan. Van alle militairen, maar zeker van een militair met een functie als verdachte, mag verwacht worden dat hij de terzake geldende voorschriften bij het onderhoud aan zijn wapen nauwgezet naleeft. Dat verdachte dat heeft nagelaten acht het hof dan ook verwijtbaar.

Het hof neemt in het voordeel van verdachte mee dat hem een leermaatregel is opgelegd en dat hij zelf inziet dat hij fout is geweest.

Alles afwegende acht het hof de oplegging van een taakstraf voor de duur van 39 uur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht en artikel 137 van het Wetboek van Militair Strafrecht.

Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:

Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:

Verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.

Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.

Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.

Verklaart het subsidiair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.

Veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 39 (negenendertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 19 (negentien) dagen hechtenis.

Naschrift

Door mr. A.F. Vink

1. De feiten in deze zaak geven weinig aanleiding voor discussie. De marechaussee der tweede klasse, die in deze zaak als verdachte terechtstond, nam niet de in dienstvoorschriften voorgeschreven veiligheidsmaatregelen voordat hij wapenonderhoud aan zijn Glock 17 pleegde zodat een ongewild schot kon afgaan. De vraag is hoe dat juridisch moet worden geduid. In dit naschrift ga ik eerst in op het punt of de verdachte het dienstvoorschrift opzettelijk niet heeft opgevolgd, dat aan zijn schuld te wijten was of dat hem überhaupt geen verwijt kan worden gemaakt (2, 3, 4 en 5). Vervolgens ga ik op de vraag in of er door de bewezenverklaarde gedraging levensgevaar of gemeen gevaar voor personen is ontstaan (6 en 7). Ik sluit het naschrift af met een korte, meer algemene opmerking (8).

2. De eerste vraag is dus: heeft de verdachte het dienstvoorschrift opzettelijk niet opgevolgd, was dat aan zijn schuld te wijten of kan hem überhaupt geen verwijt worden gemaakt. De militaire kamer van de rechtbank Gelderland is, anders dan het openbaar ministerie en de verdediging, van oordeel dat sprake was van opzet. Opzet bestaat in een aantal varianten. Het gaat hier om de lichtste variant, het voorwaardelijk opzet, dat is bewust de aanmerkelijke kans aanvaarden. De zwaarste variant, oogmerk – een gevolg willen en daar ook naar handelen – is hier natuurlijk niet aan de orde. Heel kort gezegd vond de rechtbank voorwaardelijk opzet bewezen om de volgende reden. Twee getuigen verklaren dat de verdachte zijn wapen bij het onderhoud uit elkaar wilde halen en daartoe de slede naar achteren trok. Dat laatste lukte niet; de verdachte dacht dat de slede scheef of klem zat. Daarop haalt de verdachte de trekker over en gaat een schot af. De rechtbank verwijt de verdachte dat hij a) de veiligheidsmaatregelen niet heeft genomen, b) dat bij het niet naar achteren kunnen trekken van de slede hij op dat verzuim alert had moeten zijn en c) dat hij de trekker overhaalt in plaats van alsnog de veiligheidsmaatregelen te nemen. Dit samenstel maakt dat de rechtbank tot het oordeel komt dat de verdachte, die een geoefend schutter is en bewust was van het feit dat de slede van het wapen klemde, zich ook bewust moet zijn geweest van de risico's voor zijn collega's. Door toen niet de veiligheidsmaatregelen uit te voeren maar de trekker over te halen, heeft hij bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat het risico zich zou verwezenlijken.

3. De militaire kamer van het hof kiest een andere insteek en spreekt vrij van het opzettelijk niet opvolgen van het dienstvoorschrift. Het hof twijfelt niet aan de lezing van verdachte dat hij vergeten was dat hij zijn Glock vlak voor het onderhoud had geladen. Het hof verbindt daaraan de conclusie kan niet gezegd worden dat verdachte bewust de kans heeft aanvaard dat hij een dienstvoorschrift zou overtreden. Die conclusie volgt echter niet logisch uit de voorafgaande stelling. De vraag die moet worden beantwoordt is hoe het kan dat de verdachte a) de veiligheidsmaatregelen niet bij aanvang van het onderhoud heeft uitgevoerd en b) waarom hij dat niet alsnog heeft gedaan toen hij een blokkade bemerkte bij het naar achteren trekken van de slede. Het strafrechtelijk verwijt is in de kern immers niet dat de verdachte opzettelijk was vergeten dat zijn wapen was geladen. Het strafrechtelijk verwijt is dat hij opzettelijk de bij dienstvoorschrift verplicht gestelde veiligheidsmaatregelen niet heeft uitgevoerd. Een voorschrift dat overigens primair bestaat juist vanwege het feit dat militairen kunnen vergeten dat ze met een geladen wapen rondlopen en dat dit door het uitvoeren van de veiligheidsmaatregelen voor het onderhoud tijdig en zonder gevaar voor personen of goederen kan worden ontdekt. Dat verdachte bij aanvang van het onderhoud was vergeten de veiligheidsmaatregelen te nemen is, gelet op de feiten die daaraan vooraf zijn gegaan, wellicht nog invoelbaar. Maar dat hij als een geoefend schutter bij een storing van het wapen eerst de trekker overhaalt voordat hij de veiligheidsmaatregelen neemt, is zonder nadere uitleg geenszins begrijpelijk.

4. Strikt genomen was het voor een bewezenverklaring van het primair tenlastegelegde – het opzettelijk niet opvolgen van het dienstvoorschrift – slechts nodig om vast te stellen of de verdachte (voorwaardelijk) opzet had op het niet opvolgen van het dienstvoorschrift. De risico's – in welke vorm of omvang dan ook – die voor personen of goederen zijn ontstaan, betreffen door het gevolg gekwalificeerde bestanddelen. Dat betekent dat het enkele intreden van dat gevolg voldoende is voor een bewezenverklaring; het opzet (of de schuld) hoeft daarop niet te zijn gericht en het hoeft dus ook niet te worden bewezen (vgl. J. de Hullu, Materieel strafrecht, Deventer: Wolters Kluwer 2018, p. 223-224). Om die reden had de rechtbank bij de bewezenverklaring van het opzet op het niet opvolgen van het dienstvoorschrift niet in hoeven te gaan op de risico's voor de collega's van de verdachte die door het feit in het leven werden geroepen.

5. Het hof acht wel bewezen dat het aan de schuld van verdachte te wijten is dat hij een dienstvoorschrift niet heeft opgevolgd. Dat oordeel is verder niet onderbouwd, kennelijk omdat verdachte dat ook niet heeft betwist. Het hof merkt nog op dat buiten de onderhoudsruimte er geen ontlaadpunten aanwezig waren. Ook zouden andere collega's niet duidelijk zichtbaar de veiligheidsmaatregel hebben genomen. Daarin ziet het hof geen reden om te oordelen dat het verdachte niet te verwijten zou zijn dat hij de dienstvoorschriften heeft overtreden.

6. De rechtbank en het hof achten bewezen dat door het handelen van verdachte gemeen gevaar voor personen is ontstaan. De term 'gemeen gevaar' komt in het Nederlandse strafrecht op meer plaatsen voor, bijvoorbeeld in de strafbaarstelling van brandstichting (artikel 157, aanhef en onder 1, Sr). De Hoge Raad zegt daarover dat, om het gemeen gevaar aan te kunnen nemen, is vereist dat uit de inhoud van wettige bewijsmiddelen volgt dat dat gemeen gevaar inderdaad te duchten was. Dit betekent dat het gemeen gevaar ten tijde van het plegen van het strafbaar feit naar algemene ervaringsregels voorzienbaar moet zijn geweest. Van die vereiste voorzienbaarheid zal in de regel geen sprake zijn indien zich ten tijde van het plegen van het delict geen – in dit geval – personen in de nabijheid bevonden (vgl. HR 21 december 2010, ECLI:NL:HR:2010:BN8840). Het hof acht bewezen dat gemeen gevaar voor andere in de onderhoudsruimte aanwezige personen is ontstaan door het ongecontroleerde schot. De rechtbank komt ook tot dat oordeel en beschrijft in haar vonnis, in tegenstelling tot het hof, de feitelijke situatie in de onderhoudsruimte. Gelet daarop is de bewezenverklaring op dit punt mijns inziens genoegzaam onderbouwd.

7. De rechtbank overweegt dat het dossier onvoldoende informatie bevat om te oordelen dat het gevaar bestond dat de kogel een van de omstanders zodanig zou raken dat hierdoor levensgevaar kon ontstaan. De rechtbank spreekt verdachte dan ook van dit deel van de tenlastelegging vrij. Het hof bevestigt dat oordeel. Ook de term 'levensgevaar' is niet voorbehouden aan het militaire strafrecht; ze komt onder andere voor in de strafbaarstelling van de opzettelijke vernieling van een elektriciteitswerk (artikel 161bis, aanhef en onder 3, Sr). Ook voor de term levensgevaar geldt – net als voor gemeen gevaar – dat dit ten tijde van het plegen van het delict naar algemene ervaringsregels voorzienbaar moet zijn geweest (vgl. HR 9 januari 2018, ECLI:NL:HR:2018:19). Tegen de door de rechtbank gegeven uitleg, waarbij het hof zich heeft aangesloten, valt zonder het strafdossier te kennen weinig in te brengen.

8. Tot slot nog een detail. Zowel de rechtbank als het hof leggen in deze zaak een taakstraf op met daarbij een vervangende hechtenis als die taakstraf niet (naar behoren) wordt verricht. Ik vraag me af waarom er niet voor is gekozen om vervangende militaire detentie op te leggen. Dat zou naar mijn idee de standaard moeten zijn in militaire strafzaken en zeker als er een bewezenverklaring en strafoplegging volgt voor een typisch militair delict, zoals in deze zaak aan de orde is.

A.F.V.

Naar boven