Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/4535/GB, 21 oktober 2019, beroep
Uitspraakdatum:21-10-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer:         R-19/4535/GB

Betreft:            [klager]                                                                       datum: 21 oktober 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. E.A. Blok, namens   […], verder te noemen klager,  gericht tegen een op 23 augustus 2019 genomen beslissing van de Minister voor Rechtsbescherming (de Minister),  en van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.   Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

De Minister heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar het huis van bewaring (h.v.b.) van een penitentiaire inrichting (p.i.) in de regio Rotterdam afgewezen.

2.         De feiten

Klager is sinds 27 mei 2019 gedetineerd. Hij verbleef tot 4 juli 2019 in de locatie Hoogvliet te Rotterdam. Vanaf 4 juli 2019 verblijft hij in het h.v.b. van de p.i. Achterhoek te Zutphen.

3.         De standpunten

3.1.      Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.

Klager hoopt spoedig te worden overgeplaatst naar een p.i. in de regio Rotterdam. Zijn familie en kennissen wonen in Rotterdam en omstreken en het is belangrijk voor klager dat zij hem regelmatig kunnen bezoeken. Klager kan zijn baby niet zien omdat de reis te ver is, hetgeen hem zwaar valt. Klagers vriendin is vrij recent bevallen en beschikt niet over een auto. Zij kan de zware reis met de baby niet maken waardoor klager nauwelijks bezoek ontvangt. Zowel de officier van justitie, als de vrijhedencommissie en het multidisciplinair overleg hebben positief geadviseerd ten aanzien van een overplaatsing. De afwijzende beslissing is dan ook onbegrijpelijk. Voor zover de Minister stelt dat klager kan worden overgeplaatst wanneer hij binnenkort veroordeeld wordt, wordt opgemerkt dat het nog lange tijd duurt voor de zaak inhoudelijk behandeld wordt. Mocht een overplaatsing naar een p.i. in de regio Rotterdam niet gerealiseerd kunnen worden, dan wenst klager te worden overgeplaatst naar de p.i. Alphen te Alphen aan den Rijn of de p.i. Nieuwegein.

3.2.      Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.

Ingevolge artikel 24, eerste lid, van de Regeling selectie plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (de Regeling) geschiedt de plaatsing van gedetineerden die in afwachting zijn van berechting in eerste aanleg bij voorkeur in een h.v.b. dat is gelegen in of toegewezen aan het arrondissement van vervolging. De celcapaciteit in de p.i. Achterhoek is in principe bestemd voor gedetineerden die preventief moeten worden ingesloten voor het parket Oost-Nederland en daarom is klager in de juiste inrichting geplaatst. Uit het beroepschrift wordt niet duidelijk, althans is niet schriftelijk onderbouwd dat klagers bezoek niet tot reizen in staat is. Bovendien blijkt uit het bezoekersoverzicht dat klager op verschillende momenten bezoek van familie heeft ontvangen. Hij ontvangt weliswaar niet zo vaak bezoek als hij zou willen, maar klager is niet verstoken van bezoek. Er zijn dan ook onvoldoende gronden om een uitzondering te maken op het geldende beleid. Indien klager in eerste aanleg wordt veroordeeld, kan hij zijn voorkeur voor een gevangenis in de regio Rotterdam kenbaar maken. Het Openbaar Ministerie (OM) is om advies gevraagd omdat klager in preventieve hechtenis verblijft en in verband met eventuele medeverdachten. Bij het advies houdt het OM geen rekening met de plaatsing op grond van wet- en regelgeving.

4.         De beoordeling

4.1.      Klager heeft - zo blijkt uit het selectieadvies - verzocht om overplaatsing naar een h.v.b. van een p.i. in de regio Rotterdam, omdat de reis voor zijn vriendin en hun dochtertje te ver is. Namens klager is in beroep aangevoerd dat klager in de p.i. Nieuwegein of de p.i. Alphen geplaatst wenst te worden indien een overplaatsing naar de regio Rotterdam niet tot de mogelijkheden behoort. Nu dit buiten de omvang van het initiële verzoek valt, laat de beroepscommissie dit onderdeel verder buiten beschouwing.

4.2.      Klager behoort, gelet op zijn status als preventief gehechte, tot de categorie gedetineerden voor opneming van wie de huizen van bewaring zijn bestemd. Voor de selectie van gedetineerden geldt het uitgangspunt dat preventief gehechten, gelet op het belang van een goede rechtsgang, in een h.v.b. worden geplaatst in dan wel nabij het arrondissement van vervolging, mits dit h.v.b. is toegewezen aan het arrondissement van vervolging. Van dat uitgangspunt kan onder omstandigheden worden afgeweken. Klager is op 4 juli 2019 ingesloten voor het arrondissementsparket Oost-Nederland en verblijft in voornoemd arrondissement in de p.i. Achterhoek.

4.3.      Van bijzondere omstandigheden die een uitzondering op het geldende plaatsingsbeleid rechtvaardigen is naar het oordeel van de beroepscommissie geen sprake. Hetgeen namens klager is aangevoerd met betrekking tot zijn bezoekproblematiek is onvoldoende zwaarwegend om tot een gegrond beroep te kunnen leiden. Weliswaar erkent de beroepscommissie dat de reistijd voor de vriendin van klager met hun – ten tijde van de bestreden beslissing – acht maanden oude kindje langer en moeilijker is, maar blijkens de bezoekersoverzichten is klager (onweersproken) niet verstoken van bezoek. De bestreden beslissing kan derhalve, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.

5.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.J. Stolwerk, voorzitter, drs. M.R. van Veen en mr. J.W. Wabeke, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Smeijers, secretaris, op 21 oktober 2019.

 

            secretaris         voorzitter

 

Naar boven