Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/4480/GB, 14 oktober 2019, beroep
Uitspraakdatum:14-10-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer:         R-19/4480/GB

Betreft:            [klager]                                                           datum: 14 oktober 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. S. Wortel, namens   […], verder te noemen klager,  gericht tegen een op 12 augustus 2019 genomen beslissing van de Minister voor Rechtsbescherming (de Minister),  en van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.   Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

De Minister heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar het huis van bewaring (h.v.b.) van de penitentiaire inrichting (p.i.) Nieuwegein afgewezen.

2.         De feiten

Klager is sinds 12 juni 2019 gedetineerd. Hij verblijft in het h.v.b. van de locatie Sittard.

3.         De standpunten

3.1.      Namens klager is het beroep - samengevat - als volgt toegelicht.

Artikel 24 van de Regeling selectie plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (de Regeling) staat niet in de weg aan een overplaatsing. Klager heeft daar ook goede redenen voor. Hij is immers recent vader geworden en voor de hechting met zijn dochtertje is het van belang dat hij haar geregeld ziet. De partner van klager heeft een eigen onderneming, waardoor het voor haar moeilijk is klager op geregelde basis te bezoeken. Dit geldt temeer nu de vakantieperiode voorbij is. De Minister is hier in het geheel niet op ingegaan, zodat het besluit in strijd is met het motiveringsbeginsel. De stelling dat klager ook buiten de vakantieperiode (na 2 september 2019) regelmatig bezoek ontvangt, blijkt niet uit het bezoekersoverzicht. De werkzaamheden van de partner van klager zijn weer aangevangen, waardoor zij niet meer in de gelegenheid is klager op geregelde basis te bezoeken, hetgeen niet in het belang van hun kind is.

3.2.      Namens de Minister is de bestreden beslissing - samengevat - als volgt toegelicht.

Nu het arrondissement Maastricht het arrondissement van vervolging is, is de plaatsing in de locatie Sittard een juiste plaatsing geweest. Bezoekproblemen zijn, behoudens bijzondere omstandigheden, inherent aan het ondergaan van detentie. Klager heeft niet duidelijk gemaakt, althans niet schriftelijk onderbouwd, waarom zijn bezoek niet tot reizen in staat zou zijn. Daarnaast blijkt uit de bezoekersoverzichten dat klager regelmatig, ook buiten vakantieperiodes, bezoek ontvangt van zijn vrouw en kind. De bestreden beslissing is daarom op juiste gronden genomen.

4.         De beoordeling

4.1.      Klager behoort, gelet op zijn status als preventief gehechte in afwachting van plaatsing in een gevangenis, tot de categorie gedetineerden voor opneming van wie de huizen van bewaring zijn bestemd.

4.2.      Primair geldt voor het plaatsingsbeleid de regel dat voorlopige hechtenis dient te worden ondergaan in het arrondissement van vervolging, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden die een andere keuze rechtvaardigen. Klager wordt vervolgd door de officier van justitie in het arrondissement Limburg, waar ook de locatie Sittard is gelegen. De plaatsing in het h.v.b. van die locatie is dan ook een juiste plaatsing geweest.

4.3.      Van bijzondere omstandigheden die maken dat klagers verzoek gehonoreerd dient te worden, is naar het oordeel van de beroepscommissie geen sprake. De beroepscommissie begrijpt de wens van klager om dichterbij zijn familie geplaatst te worden in het licht van de geschetste omstandigheden, maar deze redenen zijn onvoldoende zwaarwegend om tot een gegrond beroep te kunnen komen. Klager ontvangt immers geregeld bezoek, zo blijkt de bezoekersoverzichten. Van andere zwaarwegende redenen die zouden moeten leiden tot toewijzing van het verzoek is evenmin gebleken. De bestreden beslissing kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

5.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C. Fetter, voorzitter, J.G.A. van den Brand en drs. M.R. van Veen, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Smeijers, secretaris, op 14 oktober 2019.

 

            secretaris         voorzitter

 

Naar boven