Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/2602/GA, 02 september 2019, beroep
Uitspraakdatum:02-09-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer:          R-19/2602/GA

betreft: [klager]                                               datum: 2 september 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. R.I. Kool, namens  […], verder te noemen klager, gericht tegen een uitspraak van 22 november 2018 van de beklagcommissie bij het penitentiair psychiatrisch centrum van de locatie Scheveningen, alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep die in afschrift aan deze uitspraak is gehecht. De beroepscommissie heeft de directeur in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman mr. R.I. Kool om het beroep schriftelijk toe te lichten. Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1.De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie

Het beklag betreft – voor zover in beroep aan de orde – de vermissing van goederen na klagers overplaatsing naar de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught (SC 2018/261). De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2.         De standpunten van klager en de directeur

Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager stelt dat het inpakken van de goederen onzorgvuldig is geschied en dat de bewaarders de door hem vermiste goederen over het hoofd hebben gezien. Uit het opgemaakte ontruimingsverslag valt op te maken dat het formulier de datum van ontruiming en de datum van afhandeling door het BAD vermeldt. Uit dat formulier blijkt echter niet op welke datum het is ingevuld. Aangezien klager betwist dat alle goederen zijn overgeplaatst, is het mogelijk dat het formulier op een andere dag is ingevuld dan de dag waarop de daadwerkelijke ontruiming heeft plaatsgevonden. Dit doet af aan de betrouwbaarheid van de op het formulier vermelde informatie. De directeur heeft in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Er is geen reden om te twijfelen aan de juist- en zorgvuldigheid van de uitgevoerde ontruimingsprocedure, die in overstemming met de daarvoor geldende procedure door twee medewerkers is verricht. Klager is op 25 juni 2018 overgeplaatst naar de p.i. Vught. Op blad twee van het ontruimingsverslag is te zien dat de ontruiming is verricht/afgehandeld op 24 juni 2019 (de beroepscommissie begrijpt: 2018). Op 2 juli 2019 (de beroepscommissie begrijpt: 2018) heeft de ‘badmeester’ de ontruimde artikelen overgeheveld in drie grote dozen, deze verzendklaar gemaakt en aldus afgehandeld. De drie dozen zijn vervolgens op 4 juli 2019 (de beroepscommissie begrijpt: 2018) opgehaald.

3.         De beoordeling

Hetgeen in beroep is aangevoerd, kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Daarbij overweegt de beroepscommissie dat klager geen onderbouwing van zijn stellingen heeft gegeven en dat ook niet aannemelijk is geworden dat het opgemaakte ontruimingsverslag op een andere dag zou zijn ingevuld dan de dag waarop de ontruiming zou zijn verricht/afgehandeld. De beroepscommissie heeft, zoals reeds door de beklagcommissie is geoordeeld, geen redenen om te twijfelen aan de inhoud van het opgemaakte ontruimingsverslag. Ook de stelling dat de medewerkers die de ontruiming hebben verricht, goederen over het hoofd zouden hebben gezien, acht de beroepscommissie niet aannemelijk geworden. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt voor zover in beroep aan de orde de uitspraak van de beklagcommissie met aanvulling van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A. van Holten, voorzitter, mr. D. van der Sluis en mr. J.W. Wabeke, leden, in tegenwoordigheid van mr. L.E.M. Meekenkamp, secretaris, op 2 september 2019.           

 

 

secretaris         voorzitter

  

Naar boven