Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 03/2688/GV, 15 december 2003, beroep
Uitspraakdatum:15-12-2003

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 03/2688/GV

betreft: [klager] datum: 15 december 2003

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 24 november 2003 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 18 november 2003 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Klager heeft aangevoerd dat zijn verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting ten onrechte is afgewezen. Dit heeft hij als volgt toegelicht. Klager wordt verweten dat hij niet te vertrouwen is, omdat hij op 17 februari 2003niet teruggekeerd is van verlof. Dit is veroorzaakt door problemen die klager toentertijd had. In samenspraak met een b.s.d.-medewerkster heeft klager besloten om niet terug te keren van verlof. Klager had een overplaatsingaangevraagd naar een gesloten inrichting en die kon wel enige maanden duren. Hierdoor zag klager zich genoodzaakt, in overleg met het b.s.d., om niet terug te keren van verlof. Hij heeft dit op 17 februari 2003 bij de politieEindhoven gemeld. Zij hebben dit ter kennisgeving aangenomen en een kopie gemaakt van klagers verlofpas en klager weggestuurd met de mededeling dat er nog contact met hem gezocht zou worden. Het verlofadres was de politie bekend.Dit is echter nooit geschied. Klager heeft zich absoluut niet gedragen als een voortvluchtige en is teleurgesteld dat zijn verlofaanvraag is afgewezen.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager is tijdens de huidige detentie geselecteerd voor de beperkt beveiligde inrichting Bankenbosch te Veenhuizen. Na een verblijf van zes maanden aldaar is klager niet teruggekeerd van regimair verlof. Volgens de mededeling vanklager zou dit in samenspraak met een medewerker b.s.d. gedaan zijn om een plaatsing in een gesloten inrichting te bewerkstellingen. Dit laatste doet niet ter zake. Klager zou zich drie keer hebben gemeld, maar er zou geen plaatszijn geweest voor hem in een penitentiaire inrichting. In juli 2003 is klager weer ingesloten. Het verlofverzoek van klager is afgewezen, omdat hij zich tijdens de huidige detentie heeft onttrokken aan de detentie door niet terug tekeren van regimair verlof. Hij heeft hiermee aangetoond zich niet te kunnen houden aan afspraken daaromtrent.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de locatie Dordtse Poorten heeft positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.
De officier van justitie bij het arrondissementsparket te Den Bosch heeft aangegeven bezwaar te hebben tegen verlofverlening in verband met de eerdere onttrekking aan de detentie.
De politie Brabant Zuid-Oost heeft aangewezen geen bezwaar te hebben tegen verlofverlening.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van drie jaar en zes maanden, met aftrek, wegens opzettelijke vrijheidsberoving en (gekwalificeerde) diefstal. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 11 juni 2004.Aansluitend dient hij eventueel een subsidiaire hechtenis van respectievelijk 25 en 9 dagen en van 42 dagen gijzeling op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften te ondergaan.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers tweede verlofaanvraag. Hij kan in totaal zes verlofaanvragen indienen.
Klager is tijdens de huidige detentie niet teruggekeerd van regimair verlof. Door klager is betoogd dat dit in samenspraak was met een b.s.d.-medewerker en bedoeld was om een overplaatsing naar een gesloten setting af te dwingen.Wat hier ook van zij, klager had zich dienen te realiseren dat dit gevolgen zou hebben voor zijn eerstvolgende verlofaanvraag(en).
De beroepscommissie is van oordeel dat voornoemde omstandigheden voldoende contra-indicatie vormen voor verlofverlening en dat deze een afwijzing van klagers verlofaanvraag in dit stadium van klagers detentie rechtvaardigen.Derhalve is de beslissing van de Minister niet in strijd met de wet en kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgronden zoals bedoeld in artikel 4 onder a. en d. van de Regeling tijdelijkverlaten van de inrichting (d.d. 24 december 1998, nr. 733726/98/DJI), evenmin als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.G. Bosch en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 15 december 2003

secretaris voorzitter

Naar boven