Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/4410/GV, 30 september 2019, beroep
Uitspraakdatum:30-09-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer:          R-19/4410/GV

betreft: [klager]                                               datum: 30 september 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. E.A. Blok, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een op 15 augustus 2019 genomen beslissing van de Minister voor Rechtsbescherming (de Minister),  en van de onderliggende stukken.
De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager en zijn raadsvrouw om het beroep schriftelijk toe te lichten. Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2.         De standpunten

Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.

De onttrekking waarnaar wordt verwezen moet in zijn context worden gezien. Klager is op 10 januari 2018 geschorst. Bij klager was niet anders bekend dan dat hij voor onbepaalde tijd was geschorst. Pas na zijn aanhouding op 26 april 2019 ontdekte hij dat het geen schorsing voor onbepaalde tijd betrof en dat hij zich op 11 juli 2018 had moeten melden. In de tijd dat klager als voortvluchtig geregistreerd stond, heeft hij nooit te horen gekregen dat hij zich moest melden en dat hij als voortvluchtig stond gesignaleerd. Vanaf augustus 2018 verbleef hij gewoon op zijn thuisadres en hij heeft daar nooit politie gezien. Ook heeft hij nooit een brief ontvangen waaruit bleek dat hij zich moest melden in de inrichting. Nog belangrijker is dat de geregistreerde onttrekking tussen 11 juli 2018 en 26 april 2019 onjuist is, nu klager van 7 maart 2019 tot en met 20 maart 2019 heeft vastgezeten in de penitentiaire inrichting (p.i.) Alphen te Alphen aan den Rijn wat blijkt uit de bijgevoegde detentieverklaring. Na het uitzitten van die straf is hij niet geattendeerd op zijn onttrekking. Momenteel is geen sprake van vluchtgevaar dan wel gevaar voor recidive. Uit het selectieadvies volgt dat klager zich goed gedraagt in de inrichting. Het Openbaar Ministerie (OM), de politie en het multidisciplinair overleg (mdo) hebben positief geadviseerd. Bovendien heeft in de periode tussen 10 januari 2018 en 26 april 2019 geen enkel incident plaatsgevonden. Gevaar voor vluchten dan wel recidive blijkt aldus niet uit het recente gedrag van klager. Klager zou om die reden alsnog graag verlof krijgen. Hij is bereid mee te werken aan alles wat nodig is om zijn verloven goed te laten verlopen.

Klager heeft hieraan het volgende toegevoegd.

Het feit dat de p.i. Alphen hem op 20 maart 2019 in vrijheid heeft gesteld, laat zien dat van een ontvluchting geen sprake was. Klager is door geen enkele instantie in kennis gesteld van het feit dat hij zich zou moeten melden. Klager kan zich herinneren dat zijn toenmalige advocaat op de dag van zijn veroordeling te kennen gaf dat het vonnis van de rechtbank onduidelijk was over klagers schorsing. Klager zou hier vanzelf bericht over krijgen. Wat klager verbaast is dat de Minister spreekt over ‘onttrekking aan de schorsingsvoorwaarden’, terwijl klager een ‘ontvluchting’ wordt aangerekend. Hij verzoekt al het positieve, de adviezen en zijn detentieverleden, af te wegen tegen het negatieve en het beroep gegrond te verklaren. Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Klager heeft zich onttrokken aan de schorsingsvoorwaarden daar hij zich 11 juli 2018 had moeten melden maar dit niet heeft gedaan. Hij is niet ontvlucht, maar heeft zich niet gehouden aan de schorsingsvoorwaarden. De detentieverklaring waarnaar wordt verwezen, laat zien dat klager is aangehouden voor een straf die hij nog diende uit te zitten. Het feit dat de inrichting na afloop van die straf klager niet heeft geattendeerd op het schenden van de schorsingsvoorwaarden, ontslaat hem niet van de verantwoordelijkheid van die schending. Door deze onttrekking heeft klager het vertrouwen in hem ernstig geschaad. De afwijzing van de verlofaanvraag is daarom niet onredelijk of onbillijk. Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht. De vrijhedencommissie heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag, nu recentelijk sprake is geweest van een ontvluchting (11 juli 2018 tot en met 26 april 2019). Het mdo heeft positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag. Het mdo heeft stilgestaan bij de ontvluchting, maar klagers positieve gedrag in de inrichting weegt zwaarder. Daarnaast hebben het OM en de politie geen bezwaren tegen verlofverlening. Het OM heeft positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag. De politie heeft het verlofadres geverifieerd en in orde bevonden. Uit het reclasseringsadvies volgt dat zij het risico op recidive inschat als hoog-gemiddeld. Het risico op letselschade wordt ingeschat als laag en het risico op onttrekken aan de voorwaarden wordt ingeschat als hoog-gemiddeld, nu klager zich eerder heeft onttrokken aan detentie en sprake is van een geretourneerd reclasseringstoezicht.

3.         De beoordeling

Klager ondergaat een gevangenisstraf wegens diefstal in vereniging en deelname aan een criminele organisatie. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 24 januari 2020. Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers aanvraag om van 15 augustus 2019 tot en met 17 augustus 2019 algemeen verlof te genieten. Het betreft klagers eerste verlofaanvraag. Vooropgesteld dient te worden dat bij verzoeken tot algemeen verlof een belangenafweging dient te worden gemaakt tussen enerzijds het individuele belang van de gedetineerde om zich tijdig en goed te kunnen voorbereiden op zijn terugkeer in de maatschappij en anderzijds het algemeen belang van – onder meer – de orde, rust en veiligheid in de samenleving en een ongestoorde tenuitvoerlegging van de opgelegde vrijheidsstraf. Naarmate de einddatum nadert, is het verlenen van vrijheden steeds meer aangewezen. Naast het negatieve advies van de directeur, dat overigens niet nader omschreven is, zijn positieve ontwikkelingen te melden. Het mdo stelt onder meer dat klager tijdens zijn detentie positief gedrag laat zien, overal aan meewerkt, de training ‘kiezen voor verandering’ succesvol heeft afgesloten en gepromoveerd is naar het plusprogramma. Ook de vrijhedencommissie somt positieve ontwikkelingen aangaande klager op en stelt dat klager positief is op de afdeling en correct is naar personeel en medegedetineerden en meldt de promotie naar het plusprogramma, maar baseert haar negatieve advies op de recente "ontvluchting”. Daarnaast hebben ook het OM en de politie positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag. Klager wordt verweten dat door zijn onttrekking het in hem gestelde vertrouwen ernstig is geschaad, waardoor de Minister geen vertrouwen heeft in een goed verloop van verlof in de toekomst. Naar het oordeel van de beroepscommissie duiden echter evenvermelde positieve ontwikkelingen aan de zijde van klager erop dat klager gewerkt heeft aan herstel van dit vertrouwen. Ervan uitgaande dat klager deze lijn voortzet, zal de beroepscommissie het beroep van klager gegrond verklaren.

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing. j draagt de Minister op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van de uitspraak van de beroepscommissie binnen een termijn van twee weken na ontvangst van deze uitspraak.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.M. van der Nat, voorzitter, J.G.A. van den Brand en mr. J.A.M. de Wit, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Smeijers, secretaris, op 30 september 2019.

 

            secretaris         voorzitter

Naar boven