Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/4290/GV, 07 oktober 2019, beroep
Uitspraakdatum:07-10-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

nummer:          R-19/4290/GV

betreft: [klager]                                               datum: 7 oktober

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. E.A. Blok, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een op 19 juli 2019 genomen beslissing van de Minister voor Rechtsbescherming (de Minister), en van de onderliggende stukken.
De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager en zijn raadsvrouw om het beroep schriftelijk toe te lichten. Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2.         De standpunten

Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.

Klager heeft tot mei geen problemen gehad in de inrichting. Met uitzondering van de incidenten op 3 mei, 24 mei, 5 juni en 13 juni 2019, heeft klager altijd schone urinecontroles gehad. Bovendien is klager reeds voor de incidenten gesanctioneerd. Door het afwijzen van het algemeen verlof wordt klager nogmaals gestraft voor zijn positieve urinecontroles, terwijl dit slechts enkele keren heeft plaatsgevonden en klagers gedrag sindsdien veranderd is. Klagers einddatum nadert en hij zou zijn verlof graag gebruiken om zijn familie te bezoeken en zich voor te bereiden op zijn terugkeer in de samenleving. Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Klager wenst het verlof te gebruiken voor een familiebezoek, om zo te kunnen wennen aan zijn terugkeer in de samenleving. Het verlenen van vrijheden in dit stadium is, gelet op het aantal rapporten wegens druggebruik, echter nog te vroeg. Ondanks toezeggingen geen softdrugs meer te gebruiken, is het klager vooralsnog niet gelukt zijn afspraken na te komen. Hoewel klager op 1 augustus 2019 is gepromoveerd naar het plusprogramma, bestaat het vermoeden dat hij zich niet aan de afspraken zal houden. Klagers einddatum is voorts bepaald op 17 februari 2020 en daarom bestaat nog voldoende tijd voor verlofverlening. Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
Het multidisciplinair overleg en de vrijhedencommissie hebben negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag. Klager verblijft in het basisprogramma, omdat gedurende zijn detentie gebleken is dat hij het moeilijk vindt zich aan gemaakte afspraken te houden. Zijn middelengebruik en gedrag op de arbeid is van negatieve aard. Sinds kort werkt klager weer op de arbeid en heeft hij twee schone urinecontroles afgeleverd. Van structurele gedragsverandering is echter nog geen sprake. Het Openbaar Ministerie heeft positief geadviseerd ten aanzien van algemeen verlof, mits daaraan de voorwaarde wordt verbonden dat klager geen contact heeft met het slachtoffer en door middel van elektronische controle in de gaten wordt gehouden dat klager in Nederland blijft. De politie heeft het verlofadres geverifieerd en in orde bevonden. Uit het reclasseringsadvies dat is opgesteld ten behoeve van het detentie- en re-integratieplan volgt dat zij het risico op recidive en het risico op letselschade gemiddeld inschat. Het risico op onttrekken aan voorwaarden wordt ingeschat als laaggemiddeld. De reclassering adviseert klager in aanmerking te laten komen voor re-integratie en detentiefasering. Wel acht zij een agressietraining geïndiceerd, vanwege de veroordelingen wegens gewelddelicten.

3.         De beoordeling

Klager is in België veroordeeld tot een gevangenisstraf van 40 maanden wegens verkrachting en vrijheidsberoving. De straf is overgedragen overeenkomstig de bepalingen van de Wet wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging vrijheidsbenemende en voorwaardelijke sancties als gevolg waarvan klager sinds 24 januari 2019 in de penitentiaire inrichting Almelo verblijft. De einddatum van klagers detentie is bepaald op 17 februari 2020. Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag. Klager wenst het verlof te gebruiken voor een bezoek aan zijn moeder. Vooropgesteld dient te worden dat bij verzoeken tot algemeen verlof een belangenafweging dient te worden gemaakt tussen enerzijds het individuele belang van de gedetineerde om zich tijdig en goed te kunnen voorbereiden op zijn terugkeer in de maatschappij en anderzijds het algemeen belang van – onder meer – de orde, rust en veiligheid in de samenleving en een ongestoorde tenuitvoerlegging van de opgelegde vrijheidsstraf. Naarmate de einddatum van de detentie nadert, dient het belang van de gedetineerde bij een verlof in verband met zijn voorbereiding op een terugkeer in de maatschappij steeds zwaarder te wegen. Uit het dossier komt naar voren dat klager voorafgaand aan het nemen van de bestreden beslissing een reeks aan positieve urinecontroles heeft gescoord, waarvoor hij disciplinair is gestraft, en gemaakte afspraken omtrent zijn middelengebruik niet is nagekomen. Daarnaast vertoonde klager negatief gedrag tijdens de arbeid. Hoewel uit het dossier ook volgt dat klagers gedrag kort voor de afwijzing is verbeterd en hij twee ‘schone’ urinecontroles heeft afgeleverd, vormde op dat moment het middelengebruik en klagers gedrag een contra-indicatie voor verlofverlening en kon de verlofaanvraag op 19 juli 2019 in redelijkheid worden afgewezen. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.M. van der Nat, voorzitter, J.G.A. van den Brand en mr. J.A.M. de Wit, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Smeijers, secretaris, op 7 oktober 2019.

 

            secretaris         voorzitter

 

Naar boven