Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-18/956/GA, 04 maart 2019, beroep
Uitspraakdatum:04-03-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer:          R-18/956/GA

betreft: [klager]                                   datum: 4 maart 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. T. Urbanus, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een uitspraak van 14 november 2017 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Achterhoek te Zutphen,  alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht. Ter zitting van de beroepscommissie van 23 november 2018, gehouden in de p.i. Lelystad, zijn gehoord klagers raadsvrouw mr. T. Urbanus en namens de directeur van de p.i. Achterhoek […]. Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:          

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie

Het beklag betreft de beslissing tot oplegging van een disciplinaire straf op 10 april 2017 (OH/2017/85), de beslissing tot oplegging van een disciplinaire straf op 6 juni 2017, het niet tijdig afhandelen van dat rapport en het intrekken van klagers deelname aan de Gedeco (OH/2017/151) en de beslissing tot oplegging van een disciplinaire straf op 17 mei 2017 (OH/2017/172).  De beklagcommissie heeft de beklagen ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2.         De standpunten van klager en de directeur

De ontvankelijkheid

Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt met betrekking tot de ontvankelijkheid als volgt toegelicht. De zitting vond plaats op 31 augustus 2017. Daarna kreeg klager dan wel de raadsvrouw niets te horen. Per telefoon werd meerdere malen nagevraagd of al uitspraak was gedaan. Telkens werd gezegd dat dat niet het geval was. Op 14 maart 2018 vroeg de raadsvrouw per e-mail naar de stand van zaken en herhaalde die vraag op 28 maart 2018. Op 30 maart 2018 werd medegedeeld dat de beklagcommissie op 14 november 2017 uitspraak had gedaan. Klager noch de raadsvrouw ontving de uitspraak, maar op 10 april 2018 ontving de raadsvrouw desgevraagd een afschrift van de uitspraak. De raadsvrouw stuurde die per post naar klager en die ontving de uitspraak op 17 april 2018. Dat was het eerste moment dat hij op de hoogte was van de uitspraak. Het beroep werd dan ook tijdig ingediend en klager dient dan ook ontvankelijk te worden verklaard in beroep.

OH/2017/85:

Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Het positieve resultaat klopt niet, omdat hij sinds zijn binnenkomst in de p.i. niet heeft geblowd. Klager had op 13 maart 2017 een positieve score van 577. Bij de tweede controle op 24 maart 2017 is sprake van een cannabisscore van 107 en van een THC/kreatinine-ratio van 16.0. Op 4 april 2017 is sprake van een cannabisscore van 134 en van een THC/kreatinine-ratio van 5.5. De THC/kreatinine-ratio is in 8 dagen tijd met bijna 2/3 verminderd. Er is dus geen sprake van bijgebruik. De beklagcommissie past de jurisprudentie van het vaststellen van bijgebruik onjuist toe.
Namens de directeur is daarop als volgt gereageerd. De THC-waarde steeg in klagers geval. Daarvan is nooit sprake als sprake is van afbouw. De beklagcommissie past de jurisprudentie juist toe.

OH/2017151:

Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager weigerde mee te werken, omdat het personeel weigerde klager mee te delen om welke reden een urinecontrole zou worden afgenomen. Op grond van artikel 3 van de Regeling urinecontrole penitentiaire inrichtingen moet de reden van de afname en de procedure medegedeeld worden. Dat is niet gebeurd. Verder schrijft artikel 50, tweede lid, van de Pbw voor dat de beslissing zo spoedig mogelijk na ontvangst van het verslag moet worden genomen. Artikel 58, eerste lid, van de Pbw bepaalt dat de gedetineerde onverwijld na de strafoplegging een schriftelijke beschikking dient te ontvangen. Uit vaste jurisprudentie volgt dat de afhandeling van het aangezegde verslag ook binnen 24 uur geschiedt. Slechts in geval van bijzondere omstandigheden kan sprake zijn van een verschoonbare termijnoverschrijding. Klager kreeg pas 53 uur later de beschikking uitgereikt. Dit was niet in het weekend. Ook is klager tweemaal gestraft, nu hij niet meer mocht deelnemen aan de Gedeco.
Namens de directeur is daarop als volgt gereageerd. Het rapport werd aangezegd op 4 juni 2017 om 11.45 uur. Het rapport is op 6 juni 2017 om 17.00 uur afgehandeld en de beschikking is op diezelfde dag om 20.45 uur uitgereikt. De termijnoverschrijding komt voort uit het feit dat er sprake was van een weekend.

OH/2017/172:

Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. De hoogte van de straf is niet juist. De uitslagen zijn niet bijgevoegd, waardoor de waardes niet gecontroleerd kunnen worden. Op 17 maart 2017 is een disciplinaire straf opgelegd na de positieve urinecontrole bij binnenkomst na ontvluchting. Die urinecontrole diende gelijkgesteld te worden met een inkomsten-urinecontrole. Die had dan ook niet mogen worden meegenomen in het bepalen van de oplegging van een disciplinaire straf. Klager kreeg daarna nog een disciplinaire straf opgelegd op 10 april 2018, maar ging daartegen in beroep. Klager gaf wel het gebruik toe. Dit was dan ook zijn eerste positieve urinecontrole. Namens de directeur is daarop als volgt gereageerd. Klager gaf het gebruik toe. Gelet daarop kan een sanctie opgelegd worden. Klager had zich weliswaar onttrokken, maar hij bevond zich op dat moment officieel in detentie. De urinecontrole die na terugkomst werd afgenomen kan dan ook niet gezien worden als een inkomsten-urinecontrole.

3.         De beoordeling

De beroepscommissie is van oordeel dat de door klagers raadsvrouw geschetste gang van zaken, die door de directeur ook niet is weersproken, aannemelijk is en dat sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding. Klager dient dan ook ontvankelijk te worden verklaard in zijn beroep.

OH/2017/85:

Klager kreeg een disciplinaire straf opgelegd vanwege cannabisgebruik. Uit de beschikbare informatie maakt de beroepscommissie op dat klager meerdere keren kort achter elkaar een urinecontrole onderging. Op 13 maart 2017 had klager een positieve score van 577 cannabisgehalte met een THC/kreatinine-ratio van 57,1. Bij de volgende controle op 24 maart 2017 was sprake van een cannabisgehalte van 107 en een THC/kreatinine-ratio van 16.0. Op 4 april 2017 scoorde klager 134 op het cannabisgehalte met een THC/kreatinine-ratio van 5.5. Hieruit volgt dat de cannabiswaarde stijgt, maar de ratio daalt. In 8 dagen tijd is de ratio meer dan gehalveerd. Om te bepalen of sprake is van (bij)gebruik moet worden uitgegaan van de voor de gedetineerde meest gunstige berekeningsmethode, waarbij als halfwaardetijd een periode van veertien dagen als uitgangspunt geldt. Dit wil zeggen dat de THC/kreatinine-ratio na veertien dagen gehalveerd moet zijn. Is dat niet het geval dan is sprake van (bij)gebruik. Dit volgt uit RSJ 16 december 2015, 14/4759/GA. Door de berekening van de THC/kreatinine-ratio kan worden geconcludeerd dat er ondanks een waargenomen stijging van de cannabisconcentratie geen sprake is van (bij)gebruik wanneer de ratio daalt. Het THC-gehalte kan variëren, terwijl de THC/kreatinine-ratio blijft dalen. In dat geval is niet zonder meer sprake van (bij)gebruik. Nu de THC/kreatinine-ratio van klager binnen veertien meer dan gehalveerd is, is de beroepscommissie van oordeel dat, bij gebreke van aanwijzingen die wel op bijgebruik duiden, niet aannemelijk is dat sprake is van (bij)gebruik. Klager had dan ook geen disciplinaire straf opgelegd mogen worden. Het beroep dient in zoverre dan ook gegrond verklaard te worden en klager zal een tegemoetkoming worden toegekend van € 37,50.

OH/2017/151:

Op grond van artikel 50, eerste lid, van de Pbw deelt de ambtenaar of medewerker die constateert dat een gedetineerde betrokken is bij feiten die onverenigbaar zijn met de orde of de veiligheid in de inrichting dan wel met de ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming mede dat hij voornemens is daarover aan de directeur schriftelijk verslag te doen. Op grond van het bepaalde in artikel 50, tweede lid, van de Pbw beslist de directeur zo spoedig mogelijk nadat hem verslag is gedaan over het opleggen van een disciplinaire straf. De zorgvuldigheid vereist dat die afhandeling binnen 24 uur na het aanzeggen van het verslag geschiedt. De beroepscommissie is van oordeel dat klager in beginsel een disciplinaire straf opgelegd kon worden, nu hij weigerde mee te werken aan een urinecontrole en daardoor betrokken was bij een feit dat onverenigbaar was met de orde en veiligheid binnen de inrichting. Verder stelt de beroepscommissie vast dat klager de beschikking van de directeur ruimschoots na 24 uur kreeg uitgereikt. Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken op grond waarvan deze overschrijding te rechtvaardigen is. De beroepscommissie is van oordeel dat het beroep daarom gegrond moet worden verklaard. Nu de straf niet is ten uitvoer gelegd voorafgaand aan de uitreiking van de beschikking, komt klager een tegemoetkoming van € 5,= toe. De beroepscommissie merkt tot slot nog op dat het intrekken van de deelname aan de Gedeco geen disciplinaire straf is. De intrekking van het lidmaatschap is enkel genoemd in de beschikking. Het intrekken van deelname aan de Gedeco kan plaatsvinden als gevolg van het opleggen van een disciplinaire straf.

OH/2017/172:

Klager gaf toe drugs gebruikt te hebben. Op grond van artikel 50, eerste lid, van de Pbw kan in dat geval een disciplinaire straf opgelegd worden. De beroepscommissie is van oordeel dat de directeur in redelijkheid niet een straf van zeven dagen opsluiting op eigen cel kon opleggen. De beroepscommissie merkt het gebruiken tijdens het zich aan de tenuitvoerlegging van een straf onttrekken aan als gebruik tijdens detentie. Op grond van de landelijke sanctiekaart 2016 kan in een dergelijk geval echter maximaal een disciplinaire straf voor de duur van vijf dagen opgelegd worden. Het beroep zal daarom gegrond worden verklaard. Nu klager zeven dagen op eigen cel is opgesloten, komt hem een tegemoetkoming toe voor de twee dagen die hij ten onrechte opgesloten is geweest.

4.         De uitspraak

OH/2017/85:

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 37,50,=.

OH/2017/151:

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond.

Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 5,=.

OH/2017/172:

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 15,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.M. van der Nat, voorzitter, mr. A. van Waarden en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van mr. A.G. Dekker, secretaris, op 4 maart 2019.

 

            secretaris         voorzitter

 

 

 

 

Naar boven