Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/3879/TA, 28 augustus 2019, beroep
Uitspraakdatum:28-08-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer:            R-19/3879/TA

betreft:   [klager]          datum: 28 augustus 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, eerste lid, van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M.A.C. de Bruijn, namens  […], verder te noemen klager, gericht tegen een op 31 mei 2019 genomen beslissing van het hoofd van het Centrum voor Transculturele Psychiatrie Veldzicht te Balkbrug, verder te noemen de instelling, alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Ter zitting van de beroepscommissie van 26 juli 2019, gehouden in de penitentiaire inrichting Vught, zijn gehoord klagers raadsman mr. M.A.C. de Bruijn, en namens het hoofd van voormelde tbs-instelling […], plaatsvervangend directeur.

Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was gezorgd, heeft hij daarvan geen gebruik gemaakt en afstand van horen gedaan.

Als toehoorder was aanwezig mr. L.E.M. Meekenkamp, secretaris bij de Raad.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

Het beroep betreft de beslissing van het hoofd van de instelling van 31 mei 2019, inhoudende dat klager wordt verplicht tot het ondergaan van een geneeskundige behandeling als bedoeld in artikel 16b, aanhef en onder a, van de Bvt (verder:

a-dwangbehandeling), vanaf 5 juni 2019 voor de duur van drie maanden.

2.         De standpunten

Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.

Onvoldoende aannemelijk is dat het gestelde gevaar mogelijk veroorzaakt is door een psychische stoornis. In de bestreden beslissing staat dat er momenteel geen sprake is van desorganisatie van het gedrag. Wel is sprake van een preoccupatie met religie. In de second opinion wordt (speculatief) betoogd dat klager verder psychotisch zal decompenseren indien niet wordt overgegaan op dwangbehandeling, omdat dit in het verleden is gebeurd. Klager heeft in het verleden geen medicatie ingenomen, maar wel in het Pieter Baan Centrum. Het ligt dus niet zo zwart wit als in de stukken wordt gesteld. Ook is in de second opinion opgenomen dat door de aangeboden structuur en afwezigheid van stressfactoren in de instelling er geen incidenten zijn geweest. Er is kort gezegd slechts sprake van angst voor verslechtering van klagers psychische toestand. Dat brengt nog niet met zich mee dat het gestelde gevaar mogelijk wordt veroorzaakt door een psychische stoornis maar slechts dat dit mogelijk in de toekomst het geval zou kunnen zijn. Klagers uitingen over zedendelinquenten en mensen die hem zouden ‘verlinken’ zijn geen gedragingen die buiten de norm binnen detentie vallen en daarvan kan niet gezegd worden dat aannemelijk is dat een psychische stoornis verantwoordelijk is.

Verder is niet gebleken dat enig gevaar binnen redelijke termijn enkel kan worden weggenomen door dwangbehandeling. In de second opinion staat dat klager geen medicijnen wilde vanwege een wijziging van medicatie. Als hij de medicijnen moet nemen, dan doet hij dat. Sinds enkele dagen is hij ermee gestart. Hij heeft geen problemen met het vrijwillig innemen van een lagere dosis dan die van het dwangdepot. Van de dosis van het dwangdepot wordt klager ziek. Er lijkt sprake te zijn van inname van medicatie enkele dagen vóór 24 mei 2019 en klager heeft op 31 mei 2019 aangegeven dat hij vrijwillig medicatie wil nemen. In de stukken wordt niet duidelijk gemaakt waarom klager niet vrijwillig medicatie zou willen slikken.

Tenslotte is niet voldaan aan de eis van subsidiariteit. De huidige structuur en afwezigheid van stressfactoren lijken afdoende te zijn geweest. Gelet op het zeer ingrijpende karakter van de dwangbehandeling met medicatie moet er naar alternatieven worden gekeken. Klagers buren zijn personen met een zedenachtergrond. Een verplaatsing van klager zodat hij niet wordt omringd door juist de personen met wie er problemen zijn, verdient de voorkeur boven dwangmedicatie. Nieuw is dat klager nu al drie maanden lang alleen op zijn kamer verblijft, en wel op dezelfde grondslag als voor de a-dwangbehandeling. Er is een mes aangetroffen. Klager heeft grotendeels van de tijd ontkend dat hij het bedoelde mes heeft vervaardigd maar hij heeft bekend op een moment dat hij minder goed was, zodat het de vraag is of het klopt dat klagers bekentenis juist is.

Door en namens het hoofd van de instelling is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.

Klager is 1 mei 2019 vanuit PPC Vught geplaatst in de instelling. Tijdens het kennismakingsgesprek gaf klager aan al een maand geen medicatie te gebruiken en ook geen medicatie meer te willen gebruiken. Uit navraag bij het PPC Vught blijkt echter dat klager medicatie nodig heeft en in april 2019 ook heeft gehad (depot Risperdal). Hij werkte mee omdat hij dwangmedicatie wilde voorkomen, maar wilde liever geen medicatie. Hij heeft een tijd lang bijwerkingen ervaren van medicatie. De medicatie is vervolgens in Vught gewijzigd waarna op 7 december 2018 is gestart met een Zyprexa depot. Bij verlaging van de medicatie werd klager oninvoelbaar en is hij in de isoleercel geplaatst. PPC Vught heeft naar voren gebracht dat verhoging van de dosis Risperdal gewenst was. Volgens PPC Vught zal klager weer achteruit gaan wanneer hij geen medicatie neemt. Vóór klagers verblijf in het PPC was klager in JC Zaanstad al langere tijd stabiel ingesteld op anti-psychotische medicatie.

Klagers indexdelict betreft het opzettelijk en met voorbedachten rade een hoofdagent van het leven beroven door de agent meermalen met een scherp steekwapen in de hals/het lichaam te steken. Op 16 mei 2019 is klager afgezonderd op zijn kamer nadat een medeverpleegde had gesignaleerd dat klager op de arbeid (metaal) een steekwapen had vervaardigd en op klagers werkplek vervolgens een steekwapen was gevonden. Klager ontkende aanvankelijk dat hij een wapen heeft vervaardigd, gaf vervolgens iets toe, maar ontkende daarna weer en wil daar tot op heden verder niet meer over praten. Wel heeft klager aangegeven dat een wapen goed gebruikt zou kunnen worden tegen zedendelinquenten. Zijn twee buurmannen in de instelling zijn zedendelinquenten. Verder heeft klager gezegd dat de psychiater hem niet mag beoordelen en dat alleen Allah dat mag. Klager ontkent tijdens het gesprek over het gevonden steekwapen ziek te zijn en ontkent zijn diagnose. Hij geeft echter aan dat als een dwangprocedure wordt opgestart, hij toch wel medicatie oraal in wil nemen. Op 23 mei 2019 is de a-dwangprocedure besproken met klager en in gang gezet. Klager heeft namelijk aangegeven geen vrijwillige medicatie te willen proberen. Op klagers afdeling is gezegd dat klager in de nacht bedreigingen geuit zou hebben richting degene die hem verraden zou hebben. Op 29 mei 2019 heeft klager gezegd: “Yes I did make a knife but I wasn’t going to stab anybody. The knife was for someone else.”

Klager heeft conform zijn geschiedenis weinig inzicht in zijn psychiatrische gesteldheid. Hij ontkent ziek te zijn en antipsychotica nodig te hebben. Momenteel is er nog geen sprake van desorganisatie van het gedrag, wel is er sprake van preoccupatie met religie. Klager zegt dat mensen met een zedenachtergrond gestraft kunnen worden met het mes en hij heeft degene die hij verdenkt van het ‘verlinken’ bedreigd met het leven. Met klager zijn aanvankelijk weer afspraken gemaakt over het vrijwillig nemen van antipsychotica, zij het onder drang omdat anders de procedure dwang gestart zou worden. Hij heeft de medicatie eenmaal ingenomen en daarna geweigerd.

Bij klager is recent de diagnose paranoïde schizofrenie gesteld. Klager is bekend met ernstige geweldsincidenten. Hij is ook bekend met geweldsincidenten kort na het staken van medicatie. Het is bekend dat klager beter functioneert op anti-psychotische medicatie waarbij de dreiging op geweld binnen de instelling aanzienlijk vermindert. Nu er sprake is van de vondst van een steekwapen en (in)directe bedreigingen aan het adres van medepatiënten, is het onder dwang toedienen van anti-psychotische medicatie doelmatig en proportioneel en zijn er geen alternatieven behoudens langdurige afzondering, omdat de verwachting is dat het beeld niet verbetert zonder anti-psychotische medicatie. De instelling wil met klager naar een regulier programma, maar klager wil absoluut niets over de situatie zeggen. Recentelijk is de voor klager aangevraagde EVBG-status toegekend. Klager wil overgeplaatst worden naar een andere instelling, maar de intensieve zorgafdelingen van de andere tbs-instellingen zitten momenteel vol. Bekeken zal worden wanneer klager in- of extern naar een andere intensieve zorgafdeling kan.

Er is gekozen voor een a-dwangbehandeling vanwege de inschatting dat geen sprake is van acuut gevaar. Het doel is niet zozeer het direct afwenden van gevaar, maar te voorkomen dat klager langdurig in een tbs-instelling zal moeten verblijven. Klager reageert vrij gelaten op de beslissing tot het toepassen van a-dwangbehandeling. De instelling heeft nog geen effecten van die behandeling kunnen zien. Het is lastig om een inschatting te kunnen maken, omdat klager er niet over wil praten en niet onder begeleiding van zijn kamer wil komen. De instelling heeft consult ingeroepen om te kijken of met klager uit de impasse gekomen kan worden, maar het ligt uiteindelijk bij klager zelf.

3.         De beoordeling

Op grond van artikel 16c in verbinding met artikel 16b, onder a, Bvt kan het hoofd van de instelling beslissen tot het toepassen van a-dwangbehandeling, indien aannemelijk is dat zonder die behandeling het gevaar dat de stoornis van de geestvermogens de verpleegde doet veroorzaken niet binnen een redelijke termijn kan worden weggenomen. De a-dwangbehandeling is er vooral op gericht te voorkomen dat een verpleegde langdurig in een instelling moet verblijven. Er behoeft geen sprake te zijn van (dreigend) onmiddellijk gevaar zoals bij de overige vormen van dwangbehandeling als bedoeld in artikel 26 Bvt en artikel 16b, onder b, Bvt.

Het hoofd van de instelling heeft de beslissing tot toepassing van

a-dwangbehandeling gebaseerd op de verklaringen van de behandelend psychiater van klager en van een psychiater die niet bij klagers behandeling betrokken is, maar klager kort tevoren heeft onderzocht. Het hoofd van de instelling heeft de verklaringen van de twee psychiaters overgelegd. Die verklaringen voldoen aan de vereisten als neergelegd in artikel 16c, tweede lid, Bvt. Voorts heeft het hoofd van de instelling het behandelingsplan overgelegd, waarin de mogelijkheid tot toepassing van a-dwangbehandeling is vermeld.

Uit de verklaringen van de psychiaters, het behandelingsplan, de mededeling van de bestreden beslissing en het behandelde ter zitting blijkt het volgende.

In pro justitia rapportage is klager gediagnosticeerd met een schizofreniespectrum- of andere psychotische stoornis. Volgens JC Zaanstad was bij klager bij opname sprake van een floride psychose met wanen en preoccupatie met religie en gedesorganiseerd denken en bizar/hallucinatoir gedrag. Volgens het PPC was sprake van een psychotisch beeld in het kader van schizofrenie of een drugspsychose. Volgens de instelling is bij klager sprake van paranoïde schizofrenie. Klager is bekend met ernstige geweldsdelicten, ook na het staken van anti-psychotische medicatie. Zo heeft hij eerder in 2016 in JC Zaanstad kort na stoppen met anti-psychotische medicatie een geweldsdelict tegen een medepatiënt begaan. In de instelling heeft hij kort na het stoppen van de medicatie in mei 2019 volgens een medepatiënt een mes vervaardigd en is op klagers werkplek een steekwapen aangetroffen. Klager heeft verklaard dat met een mes patiënten met een zedenachtergrond gestraft kunnen worden. Bekend is volgens de behandelend psychiater dat klager beter functioneert met anti-psychotische medicatie waarbij de dreiging van geweld aanzienlijk afneemt, en dat er geen alternatief is behoudens langdurige afzondering. Klager ontkent ziek te zijn en anti-psychotische medicatie nodig te hebben. Na het maken van afspraken over vrijwillige inname heeft klager slechts eenmaal medicatie ingenomen, maar inname daarna geweigerd.

Volgens de niet-behandelend psychiater is zonder anti-psychotische medicatie vanuit klagers stoornis sprake van gevaar voor anderen (verplegend personeel en agressie jegens anderen) en klager zelf (risico verdere paranoïd psychotische decompensatie) gezien zijn psychiatrische voorgeschiedenis, hoge mate van kwetsbaarheid, (interpersoonlijk) gedrag op de afdeling en falend compensatie-mechanisme. Andere interventies zijn voldoende geprobeerd en het psychotisch proces duurt zodanig lang dat nu actief ingegrepen moet worden om verdere schade bij klager/zijn omgeving zoveel mogelijk te beperken. De behandelaar heeft voldoende geprobeerd om met klager tot overeenstemming te komen, maar door het ontbreken van ziekte-inzicht en ziektebesef zal klager zeer moeizaam of niet tot consistente vrijwillige medicatie inname kunnen komen, aldus laatstgenoemde psychiater.

Gelet op het vorenstaande acht de beroepscommissie voldoende aannemelijk geworden dat klager vanuit zijn psychische stoornis gevaar voor zichzelf en zijn omgeving veroorzaakt en dat, zonder een behandeling met anti-psychotische medicatie, dit gevaar dat niet binnen een redelijke termijn kan worden weggenomen. Tevens is het voor de beroepscommissie voldoende aannemelijk geworden dat de gekozen dwangbehandeling voldoet aan de eisen van proportionaliteit, subsidiariteit en doelmatigheid. De beslissing van het hoofd van de instelling om bij klager een dwangbehandeling als bedoeld in artikel 16b, aanhef en onder a, van de Bvt toe te passen kan derhalve niet worden aangemerkt als onredelijk of onbillijk. Het beroep zal dan ook ongegrond worden verklaard.

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.J.H. van den Hombergh, voorzitter, drs. M.R. Daniel en mr. drs. J.P. Meesters, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 28 augustus 2019..

        secretaris         voorzitter

Naar boven