Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/3709/GB, 30 augustus 2019, beroep
Uitspraakdatum:30-08-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer:         R-19/3709/GB

Betreft:            [klager]            datum: 30 augustus 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. G.A.J. Purperhart, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een op 6 mei 2019 genomen beslissing van de Minister, en van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

De Minister heeft het bezwaarschrift van klager tegen de beslissing hem terug te plaatsen naar de penitentiaire inrichting (p.i.) Krimpen aan den IJssel ongegrond verklaard.

2.         De feiten

Klager was sinds 26 september 2016 gedetineerd. Hij verbleef in de gevangenis van de p.i. Krimpen aan den IJssel. Op 2 juli 2018 was klager op grond van artikel 43, derde lid, van de Pbw, in de Forensische Verslavingskliniek (FVK) Piet Roordakliniek te Zutphen geplaatst. Hij is op 2 juli 2019 in vrijheid gesteld.

3.         De standpunten

3.1.      Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.

Klager is teruggeplaatst nadat er op 30 januari 2019 een fysiek conflict heeft plaatsgevonden tussen hem en een medebewoner van de FVK. In de bestreden beslissing is opgenomen dat het behandelteam heeft aangegeven dat er mogelijk al langer sprake was van irritatie tussen klager en de medebewoner. Voor deze constatering bestaat geen grond. De medebewoner gaf de eerste klap en zo ontstond er een handgemeen tussen beiden, waarna beiden de aanwijzingen van het behandelteam niet hebben opgevolgd. Klager wil benadrukken dat niet hij de confrontatie opzocht, maar de medebewoner. Er is geen nader onderzoek gedaan naar het incident – de onderzoeksverslagen van klagers behandelaar zijn nooit door klagers raadsvrouw ontvangen –, terwijl klager heeft aangegeven dat er drie getuigen zijn die zijn lezing kunnen bevestigen. Zijn behandeling is vanwege dit incident op 31 januari 2019 direct beëindigd, terwijl de medebewoner – tot klagers verbazing – nog steeds in de FVK verblijft. De beslissing tot terugplaatsing van klager van de FVK naar de p.i. Krimpen aan den IJssel is onzorgvuldig genomen en onvoldoende gemotiveerd. Klager wenst te worden gehoord en verzoekt een financiële tegemoetkoming.

3.2.      De Minister heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.

De bestreden beslissing is genomen op grond van het selectieadvies van de p.i. Krimpen aan den IJssel van 31 januari 2019. Uit dit selectieadvies komt naar voren dat klager op 30 januari 2019 betrokken is geweest bij een vechtpartij met een medebewoner in de FVK Piet Roordakliniek. Hierbij is sprake geweest van fysiek geweld van beide kanten, provocatie en verbale agressie waardoor de veiligheid in de FVK in het geding is gekomen en de kliniekregels zijn overtreden. Klagers behandeling is om die reden direct beëindigd, waarna hij is teruggeplaatst in de p.i. Krimpen aan den IJssel. Uit het advies van het Openbaar Ministerie (OM) van 8 april 2019 volgt dat op een nieuw verzoek tot plaatsing in een kliniek negatief is geadviseerd. De Minister mag uitgaan van de juistheid van wat er in de rapporten staat. Hoewel klager stelt dat er meerdere getuigen zijn van het incident en dat hij de contactgegevens van deze getuigen heeft overgedragen, had het op de weg van klager zelf gelegen om eventuele getuigenverklaringen toe te voegen aan zijn bezwaar- en beroepschrift. De Minister ziet geen aanleiding voor het toekennen van een financiële tegemoetkoming.

4.         De beoordeling

4.1.      Namens klager is verzocht het beroep mondeling te mogen toelichten. De beroepscommissie wijst dit verzoek af, omdat zij zich op basis van de stukken voldoende ingelicht acht om op het beroep te beslissen.

4.2.      Klager is blijkens de inlichtingen van de p.i. Krimpen aan den IJssel op 2 juli 2019 in vrijheid gesteld. Klager zou daarom in beginsel niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn beroep, omdat daarmee het belang aan zijn beroep is komen te ontvallen. Nu in beroep echter is verzocht hem een tegemoetkoming toe te kennen, zal de beroepscommissie het beroep alsnog inhoudelijk beoordelen.

4.3.      Uit het advies van Tactus van 31 januari 2019 volgt dat klager - daargelaten of er al langer sprake was van irritatie tussen klager en de medebewoner en hoe het incident precies is verlopen - betrokken is geweest bij een vechtpartij met een medebewoner. Deze medebewoner heeft de eerste klap uitgedeeld, maar daarna is er een vechtpartij ontstaan tussen hem en klager. Aan het einde van de vechtpartij werkte klager absoluut niet mee en bleef hij verbaal agressief. Niet gebleken is dat de Minister niet van de juistheid van dit rapport van de FVK mocht uitgaan. Klager heeft zich hiermee niet gehouden aan de regels van de FVK, waarna zijn behandeling en plaatsing, op grond van artikel 43, derde lid, van de Pbw, per direct zijn beëindigd. Gelet op het hierboven genoemde kan de beslissing van de Minister tot klagers terugplaatsing naar de p.i. Krimpen aan den IJssel niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Ook het enkele feit dat, zoals klager stelt, de medebewoner nog in de FVK verblijft, kan niet tot een ander oordeel leiden. Het beroep is dus ongegrond. 

5.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C. Fetter, voorzitter, J.G.A. van den Brand en drs. M.R. van Veen, leden, in tegenwoordigheid van J.A. van der Veen, secretaris, op 30 augustus 2019.

            secretaris         voorzitter

 

Naar boven