Nummer : S-19/2017/STA
Betreft : [verzoeker] datum: 30 juli 2019
De voorzitter van de beroepscommissie uit de Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift, ingediend door mr. L.M. Verkuil, namens […], verder verzoeker te noemen, verblijvende in FPC De Rooyse Wissel te Venray, verder de inrichting te noemen. Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 64 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt), van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van het hoofd van de instelling van 25 juli 2019, inhoudende een maatregel van afzondering. De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van de mededeling van de beklagcommissie dat het schorsingsverzoek als klaagschrift zal worden ingeschreven alsmede van de schriftelijke inlichtingen van het hoofd van voornoemde instelling van 29 juli 2019.
1. De standpunten
Verzoeker heeft zijn verzoek als volgt toegelicht. Uit de schriftelijke mededeling blijkt niet dat de beslissing is opgelegd door het hoofd van de instelling, zoals voor een separatie is vereist. Verder had met een minder zware maatregel kunnen en moeten worden volstaan. De maatregel is disproportioneel. Verzoeker begrijpt dat er redenen zijn om gesprekken met hem te voeren, maar dit had ook in het kader van een kamerarrest gekund. Voorts is ook voor sociotherapie niet duidelijk waar de gesprekken die zouden kunnen leiden tot opheffing van de maatregel, over zouden moeten gaan. Aan de voorwaarde voor opheffing van de maatregel kan dus geen gevolg worden gegeven. Tot slot valt de maatregel van separatie verzoeker zwaar, omdat de omstandigheden door de hitte ondraaglijk zijn. Op 25 juli 2019 was er bijvoorbeeld geen watervoorziening in verband met een lekkage. De separatiegang is niet bemenst, waardoor verzoeker niet op eenvoudige wijze contact krijgt met iemand van de instelling als dat nodig is. Verzoeker heeft vier uur moeten wachten voordat er werd gereageerd op een oproep via de intercom. Op 26 juli 2019 moest verzoeker twee uur wachten. Verzoeker raakt hier onder de extreme klimaatomstandigheden angstig van.
Uit de inlichtingen van het hoofd van de instelling komt het volgende naar voren. Naar aanleiding van informatie van sociotherapie is in de ochtend van 25 juli 2019 de indruk ontstaan dat verzoeker zich mogelijk bezighoudt met drugshandel. Verzoekers naam wordt meermalen genoemd door verschillende patiënten in de instelling. Ook wordt zijn naam in verband gebracht met (grote) schulden van medepatiënten in het kader van drugsgebruik. Tevens was de indruk ontstaan dat verzoeker zich niet hield aan zijn verlofvoorwaarden. Om een en ander goed te kunnen uitzoeken, is besloten een kamercontrole te houden en verzoekers scooter te controleren. Ook zal een onderzoek gedaan worden naar de financiële handelingen van verzoeker en zal met hem gesproken worden over de invulling van de verlofvoorwaarden. Het behandelteam wil vooralsnog contacten met medepatiënten uitsluiten om beïnvloeding van het onderzoek te voorkomen. Verzoeker is daarom een afzonderingsmaatregel opgelegd in de separeergang.
Voor het beëindigen van de maatregel is een aantal voorwaarden gesteld. Deze zijn dat verzoeker is gesprek gaat over de situatie en bereid is openheid van zaken te geven. Verder dient verzoeker zich te houden aan de gemaakte afspraken en dient hij zich begeleidbaar op te stellen tijdens de contactmomenten.
In de dagen die volgen heeft verder onderzoek plaatsgevonden. Verzoeker is op 26 juli 2019 geconfronteerd met het feit dat hij op 18 en 19 juli 2019 niet op zijn werk is geweest. Hij heeft dit toegegeven en gezegd dat hij toen bij het water heeft zitten chillen op een bankje en van zijn vrijheid genoot. Later die dag heeft verzoeker zijn luikje afgeplakt, waardoor sociotherapie hem niet heeft kunnen controleren. Als hij hier op wordt aangesproken, reageert hij erg boos en slaat op de deur. Op 27 juli 2019 heeft verzoeker meegedeeld dat hij aan alle voorwaarden heeft voldaan. Hij kreeg last van druk op zijn borst en werd medisch onderzocht. De psychiater vermoedde dat de klachten psychisch van aard zijn. Op 28 juli 2019 heeft verzoeker aangegeven dat het hem allemaal niets meer interesseert. Hij is ervan overtuigd dat er niets gevonden zal worden, behalve de twee dagen ongeoorloofde afwezigheid. Het heeft gezegd een jaar te gaan blowen en overplaatsing te overwegen.
Op 29 juli 2019 heeft verzoeker mondjesmaat meer informatie gegeven. Hij heeft aangegeven enkele maanden geleden een prostituee te hebben bezocht die hij met contant geld heeft betaald. Verzoeker heeft niet verteld waar het geld vandaan kwam. Ook heeft hij toegegeven in Venray in een casino te hebben gegokt. De situaties heeft hij niet voor- of nabesproken in het kader van zijn verlof. Vervolgens heeft hij toegegeven op 18 juli 2019 niet aan het water te hebben gezeten, maar per trein naar Nijmegen is gereisd en op 19 juli 2019 per trein naar Helmond.
Op 29 juli 2019 is besloten verzoeker te laten terugkeren naar de afdeling. De afzonderingsmaatregel wordt voortgezet op zijn eigen kamer. Om beter (toe)zicht te kunnen houden krijgt verzoeker een andere kamer toegewezen. In verband met de verhuizing van spullen zal dit besluit op 30 juli 2019 worden geëffectueerd.
Omdat verzoeker iets meer openheid van zaken lijkt te geven, maar steeds andere verhalen vertelt en niet volledig is, wil het behandelteam nog verder onderzoek doen.
2. De beoordeling
De voorzitter merkt op dat de bestreden beslissing betrekking heeft op een afzondering en niet – zoals verzoeker abusievelijk veronderstelt – een separatie. De omstandigheid dat de afzondering ten uitvoer is gelegd op de separatiegang, maakt nog niet dat sprake is van een separatie.
De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van een beslissing van het hoofd van de instelling slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en beslist. Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing tot afzondering zodanig onredelijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van die beslissing van het hoofd van de instelling. Naar het oordeel van de voorzitter is dat, mede gelet op de inlichtingen van het hoofd van de instelling, het geval.
Het hoofd van de instelling heeft naar aanleiding van informatie van sociotherapie en medepatiënten, op 25 juli 2019 kunnen menen dat verzoeker onder beperkingen gesteld zou moeten worden om onderzoek te kunnen doen naar de mogelijke betrokkenheid van verzoeker bij drugshandel in de instelling. Het hoofd van de instelling heeft echter onvoldoende toegelicht waarom hiervoor de afzondering het meest geëigende middel is en waarom deze tot op heden zou moeten voortduren. De resultaten van het tot nu toe gevoerde onderzoek heeft betrekking op het verloop van de verloven op 18 en 19 juli 2019 en lijken geen betrekking te hebben op de gestelde betrokkenheid van verzoeker bij drugshandel.
Onder deze omstandigheden dient het verzoek om schorsing te worden toegewezen. De tenuitvoerlegging van de beslissing van het hoofd van de instelling moet derhalve worden geschorst, in afwachting van de uitspraak van de beklagcommissie.
De voorzitter merkt nog op dat verzoekers stelling dat hij in afzondering is geplaatst onder extreme klimaatomstandigheden niet is weersproken. Van 23 tot en met 27 juli 2019 gold in Nederland vanwege de extreme hitte code oranje. Dit roept de vraag op of een plaatsing in een afzonderingsruimte op 25 juli 2019 met een disfunctionerende watervoorziening – zoals verzoeker onbestreden stelt – redelijk en billijk is te noemen. Daar komt bij dat volgens verzoeker pas na enkele uren werd gereageerd op de oproep via de intercom.
3. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de beslissing van het hoofd van de instelling, in afwachting van de uitspraak van de beklagcommissie.
Aldus gegeven door mr. A. van Holten, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. R. Kokee, secretaris, op 30 juli 2019
secretaris voorzitter