Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/3939/GB, 15 augustus 2019, beroep
Uitspraakdatum:15-08-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer:         R-19/3939/GB

Betreft:            […]      datum: 15 augustus 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. S. Önemli, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een op 21 mei 2019 genomen beslissing van de Minister voor Rechtsbescherming (de Minister), en van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

De Minister heeft klagers verzoek tot plaatsing in een reguliere gevangenis afgewezen.

2.         De feiten

Klager is sinds 2 juni 2015 gedetineerd. Hij verblijft in het PPC van de p.i. Vught.

3.         De standpunten

3.1.      Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht. De zorg die klager behoeft, kan niet in het PPC worden geboden. Er heeft tot op heden geen enkele behandeling plaatsgevonden. Klager lijdt aan psychogene niet epileptische aanvallen (PNEA). Zo’n aanval voelt hij niet aankomen. Hij valt dan ter plekke neer, is niet meer aanspreekbaar en reageert ook niet op forse pijnprikkels. Hij is daardoor al meermaals ernstig gewond geraakt. De aanvallen lijken een reactie te zijn op confrontatie met negatieve emoties en herinneringen. Het verblijf met psychiatrisch patiënten verergert zijn medische situatie. Klager verblijft weliswaar in een observatiecel met 24-uurs cameratoezicht, maar dat is onvoldoende. Hulpverlening na een aanval blijft uit, terwijl sprake kan zijn van ernstige bloedingen. Hij is uitgesloten van activiteiten en moet in een luchtkooi luchten. Door zijn plaatsing in het PPC wordt detentiefasering niet in gang gezet, terwijl klager al vanaf 12 maart 2019 in aanmerking komt voor plaatsing in een beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.). Er is geen detentie- en re-integratieplan opgesteld. Er is sprake van strijd met artikel 3 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) en artikel 10, derde lid, van het Internationaal Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke Rechten (IVBPR).

Klagers fictieve einddatum is bepaald op 11 juni 2020. Er is geen executie-indicator van toepassing. Hij heeft geen enkele vorm van verlof genoten. Het NIFP heeft nooit onderzoek verricht. De indicatiestelling is dus gebaseerd op onjuiste informatie. De rapportage van de p.i. Vught bevat veel fouten. Klagers gezondheid is sterk verbeterd tijdens de schorsing van zijn voorlopige hechtenis. Hij heeft met zijn echtgenote gebeld om te vragen of zijn advocaat hem wilde bellen. Zijn advocaat heeft diverse terugbelverzoeken ingediend, maar die werden stelselmatig niet doorgegeven. Klager wil in aanmerking komen voor detentiefasering.

3.2.      Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht. De fictieve einddatum van klagers detentie is bepaald op 11 juni 2020 en de indicatiestelling is niet opgeheven. Dit wordt niet betwist. Er wordt geen detentieplan opgesteld, omdat klager in het PPC verblijft. Tegen de uitsluiting van activiteiten heeft klager beklag ingediend. Dat staat los van deze procedure. Hetzelfde geldt voor de omstandigheid dat klager geen behandeling wordt aangeboden.

4.         De beoordeling

4.1.      Klagers verzoek is afgewezen, omdat de indicatiestelling niet is opgeheven en de fictieve einddatum van zijn detentie is bepaald op 11 juni 2020.

4.2.      In R-19/3891/GB verklaart de beroepscommissie klagers beroep tegen zijn plaatsing in het PPC gegrond, omdat niet duidelijk is welke forensische zorg in het PPC kan worden geboden om klagers problematiek tegen te gaan en van behandeling geen sprake lijkt te zijn.

4.3.      In deze zaak staat evenwel niet klagers plaatsing in het PPC centraal, maar de afwijzing van het verzoek tot plaatsing in een reguliere gevangenis. In het selectieadvies d.d. 17 mei 2019 staat daarover (voor zover hier relevant):

“Vanuit de psychische en somatische acute zorg die betrokkene nodig heeft lijkt het ons niet raadzaam om betrokkene over te plaatsen naar een regulier regiem. […] Doordat betrokkene in het PPC verblijft kan hij, wanneer betrokken psychisch gedecompenseerd is in een individueel programma verblijven. Hierdoor is er meer rust voor betrokkene en zijn het aantal toevallen acceptabel.

[…]

Verschillende ‘oude’ afspraken van eerdere detentie rondom patiënt zijn opnieuw ingesteld. […] Dit leidt niet tot afname van het aantal toevallen, maar zorgt er wel voor dat er snel passende hulp geboden kan worden als dit voorkomt. […] Het is de inschatting dat een plaatsing binnen regulier regime snel tot problemen zal leidden in de uitvoering voor het personeel aldaar en tot gevaarlijke situaties voor patiënt zal leiden.

[…]

Op de afdeling waar hij momenteel verblijft is men toegerust om hem een individueel aangepast regime te bieden waarbij het risico van de PNEA’s (aanvallen) te hanteren en acceptabel zijn”

4.4.      Zoals de beroepscommissie overweegt in R-19/3891/GB, wordt ook op basis hiervan niet duidelijk welke forensische zorg klager in het PPC wordt aangeboden. De hoeveelheid aanvallen neemt bovendien niet af. Het selectieadvies maakt echter wel duidelijk dat klagers problematiek zo ernstig is, dat hij in een regulier regime niet goed zal functioneren. Andere denkbare plaatsingen behoeven dan ook nader onderzoek. Hiertoe zal de Minister reeds op grond van de uitspraak in R-19/3891/GB moeten overgaan. De afwijzing van het verzoek tot plaatsing in een regulier regime kan niet als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt. Het onderhavige beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.

5.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. W.F. Korthals Altes, voorzitter, J.G.A. van den Brand en mr. J.W. Wabeke, leden, in tegenwoordigheid van mr. P. de Vries, secretaris, op 15 augustus 2019.

            secretaris         voorzitter

Naar boven