Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/3929/GB, 31 juli 2019, beroep
Uitspraakdatum:31-07-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer:         R-19/3929/GB

Betreft:            […]      datum: 31 juli 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. P.M. Iwema, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen de (fictieve) weigering van de Minister voor Rechtsbescherming (de Minister) om een beslissing te nemen,  en van de overige stukken. Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

De Minister heeft geen beslissing genomen op klagers verzoek tot overplaatsing naar het huis van bewaring (h.v.b.) van de penitentiaire inrichting (p.i.) Zwolle of een van de locaties van de p.i. Veenhuizen, nadat de beroepscommissie een daartoe strekkend beroep gegrond had verklaard.

2.         De feiten

Klager is sinds 31 oktober 2018 gedetineerd. Hij verbleef in het h.v.b. van de p.i. Grave. Op 14 juni 2019 is hij overgeplaatst naar het h.v.b. van de locatie Esserheem te Veenhuizen.

3.         De standpunten

3.1.      Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. De Minister heeft geen gevolg gegeven aan de beslissing van de beroepscommissie van 1 mei 2019 (R-19/2763/GB). Niets verzette zich tegen klagers verzochte overplaatsing. Voor de onverklaarbare termijnoverschrijding wordt verzocht aan klager een tegemoetkoming toe te kennen.

3.2.      Namens de Minister is daarop als volgt gereageerd. Klager is bij beslissing van 13 juni 2019 alsnog naar het h.v.b. van de locatie Esserheem overgeplaatst.

4.         De beoordeling

Klager is op 14 juni 2019 alsnog overgeplaatst naar de inrichting van zijn voorkeur. Daardoor heeft hij in beginsel geen belang meer bij het beroep en zou hij niet-ontvankelijk moeten worden verklaard. In beroep is echter verzocht aan klager een tegemoetkoming toe te kennen. Daarom zal de beroepscommissie het beroep alsnog inhoudelijk beoordelen. De beroepscommissie heeft de Minister in haar uitspraak van 1 mei 2019 (R-19/2763/GB) opgedragen met inachtneming van haar uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan een nieuwe beslissing te nemen. Deze uitspraak is op 2 mei 2019 per e-mail verzonden. De Minister had dus uiterlijk 16 mei 2019 een nieuwe beslissing moeten nemen. Dit is pas gebeurd op 13 juni 2019. Nu de Minister te laat heeft beslist, zal het beroep gegrond worden verklaard. Voor de maand die klager te lang heeft moeten wachten en ten onrechte in de p.i. Grave heeft verbleven, zal hem een tegemoetkoming van € 50,= worden toegekend.

5.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond. Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 50,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. W.F. Korthals Altes, voorzitter, J.G.A. van den Brand en mr. J.W. Wabeke, leden, in tegenwoordigheid van mr. P. de Vries, secretaris, op 31 juli 2019.

 

            secretaris         voorzitter

 

Naar boven