Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/3723/GV, 02 augustus 2019, beroep
Uitspraakdatum:02-08-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer:         R-19/3723/GV

Betreft:            […]      datum: 2 augustus 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M.M.J.P. Penners, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een op 13 mei 2019 genomen beslissing van de Minister voor Rechtsbescherming (de Minister), en van de onderliggende stukken. De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager en zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten. Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van strafonderbreking afgewezen.

2.         De standpunten

Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Uit het advies van de medisch adviseur van de afdeling Individuele Medische Advisering (de afdeling IMA) volgt geen duidelijke conclusie over klagers detentiegeschiktheid. De medisch adviseur geeft een beknopt overzicht van een deel van de bestaande problematiek, maar geeft geen antwoord op de vraag of deze problemen – op zichzelf dan wel in samenhang bezien – verdere detentie onmogelijk maken. Naast de in het advies genoemde klachten heeft klager ook last van diabetes, cholesterol en een hoge bloeddruk. De medisch adviseur onderschat de ernst van de klachten. De benauwdheidsklachten moeten nader worden onderzocht om de oorzaak daarvan te kunnen achterhalen. Nu onduidelijk is in welk kader de onderzoeken in het Antonius ziekenhuis zullen plaatsvinden, ligt het voor de hand dat de medisch adviseur hiernaar navraag doet bij het betreffende ziekenhuis. Klagers gezondheid is sinds het opstellen van het advies verder verslechterd. Zijn pacemaker is losgeschoten in zijn lichaam. Die werkt daardoor mogelijk niet meer optimaal, zodat die in een noodsituatie niet de noodzakelijke zorg kan bieden. Daarnaast veroorzaakt de losgeschoten pacemaker irritatie en pijnklachten. De pacemaker is vastgezet met externe pleisters. Dat is een tijdelijke oplossing en levert huidklachten bij klager op. Op 25 juni 2019 is klager vanwege ernstige longklachten per ambulance naar het ziekenhuis vervoerd. Daar heeft hij twee dagen moeten blijven. De longarts-assistent vertelde hem dat het Justitieel Centrum voor Somatische Zorg (JCvSZ) niet de benodigde zorg zou kunnen leveren, omdat de arts daar alleen overdag aanwezig zou zijn. Klagers klachten vereisen continue zorg. Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Het verzoek om strafonderbreking is afgewezen, omdat de medisch adviseur van de afdeling IMA dit niet op medische gronden geïndiceerd acht. Uit het advies van de medisch adviseur van 19 maart 2019 blijkt dat de benodigde zorg, waaronder bezoeken aan specialisten, in of vanuit detentie geleverd kan worden. In het verzoek is al naar de diabetes-, cholesterol- en hoge bloeddrukproblematiek verwezen. De medisch adviseur heeft inzage gehad in het huisarts-informatiesysteem. Daarnaast heeft hij informatie ontvangen van twee longartsen, een cardioloog en een arts-assistent cardiologie. In deze procedure kan geen oordeel worden gegeven over het onderzoek dat ten grondslag ligt aan het medisch advies. Als in de toekomst blijkt dat de zorg niet in een reguliere inrichting kan worden aangeboden, kan klager in het JCvSZ geplaatst worden. Op dit moment is niet gebleken van dringende redenen van lichamelijke of psychische aard die aan de voortzetting van klagers detentie in de weg staan. Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht. De directeur van de locatie Sittard heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag, onder verwijzing naar het advies van de medisch adviseur van de afdeling IMA. De medisch adviseur van de afdeling IMA heeft negatief geadviseerd nu – kort samengevat – de benodigde zorg in en/of vanuit detentie kan worden geleverd.

3.         De beoordeling

Klager ondergaat een gevangenisstraf van 30 maanden met aftrek, wegens zware mishandeling van zijn kind. De einddatum van zijn detentie is bepaald op 21 mei 2021. Klager heeft verzocht om strafonderbreking wegens dringende redenen van lichamelijke en/of psychische aard, zoals bedoeld in artikel 37 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: de Regeling). Volgens de medisch adviseur van de afdeling IMA is strafonderbreking echter medisch niet geïndiceerd. De beroepscommissie stelt voorop dat in een procedure als deze niet kan worden ingegaan op de medische juistheid van het advies van de medisch adviseur. De beroepscommissie oordeelt slechts over de redelijkheid en billijkheid van de bestreden beslissing. Wanneer daarin wordt verwezen naar een medisch advies, dient te worden gekeken of dit advies, gelet op de inhoud en de onderbouwing daarvan, de medische conclusie in de bestreden beslissing kan dragen. Het advies van de medisch adviseur is gebaseerd op informatie afkomstig van het huisarts-informatiesysteem, twee longartsen, een cardioloog en een arts-assistent cardiologie. De medische problematiek die klager ten grondslag heeft gelegd aan zijn verzoek, valt binnen de expertises van deze specialisten en wordt uitdrukkelijk benoemd in het advies. Uit deze informatie trekt de medisch adviseur vervolgens de conclusie dat strafonderbreking niet is geïndiceerd. Niet is gebleken dat de informatie en overwegingen in het advies die conclusie niet kunnen dragen. In beroep zijn geen (medische) stukken overgelegd die doen twijfelen aan (de actualiteit van) dit advies. Het advies kan, gelet op de inhoud en de onderbouwing daarvan, de bestreden beslissing dan ook dragen. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.M. van der Nat, voorzitter, J.G.A. van den Brand en mr. W.F. Korthals Altes, leden, in tegenwoordigheid van mr. P. de Vries, secretaris, op 2 augustus 2019.

 

            secretaris         voorzitter

Naar boven