Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-18/1692/GA, 25 juli 2019, beroep
Uitspraakdatum:25-07-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

nummer:          R-18/1692/GA

betreft: [klager]                                               datum: 25 juli 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. A.L. Louwerse, namens  […], verder te noemen klager,  gericht tegen een uitspraak van 3 september 2018 van de beklagcommissie bij penitentiaire inrichting (p.i) Vught, alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep die in afschrift aan deze uitspraak is gehecht. De beroepscommissie heeft de directeur in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsvrouw mr. A.L. Louwerse om het beroep schriftelijk toe te lichten. Voorts heeft de beroepscommissie de directeur verzocht om de beslissing tot plaatsing in een afzonderingscel alsnog aan de beroepscommissie te doen toekomen. Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie

Het beklag betreft een ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een afzonderingscel met observatie door middel van cameratoezicht voor de duur van drie dagen (VU 2018/000996). De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2.         De standpunten van klager en de directeur

Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager heeft twee weken voordat zijn zaak bij het Hof zou dienen geroepen dat indien de uitspraak terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege (TBS) zou zijn, hij een poging tot suïcide zou doen. Een week voor de uitspraak van het Hof heeft klager een uitvoerig gesprek gehad met de psycholoog waarbij hij heeft aangegeven dat hij de uitspraken uit emotie heeft gedaan. Voorts heeft hij gegarandeerd en afgesproken geen echte actie te ondernemen. Op de dag van de uitspraak heeft klager slechts tien minuten een gesprek gehad met een andere psycholoog. Op basis daarvan had dan ook niet de beslissing genomen mogen worden om hem in afzondering te plaatsen tot zondag, nu er geen noodzaak was tot ongerustheid. De directeur heeft in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager heeft zich in de weken voorafgaand aan de uitspraak meerdere malen uitgesproken dat indien er TBS opgelegd zou worden hij een suïcidepoging zou ondernemen. Dergelijke uitspraken worden serieus genomen binnen de p.i. Vught, hetgeen noodzakelijk is om de veiligheid van de gedetineerden te kunnen waarborgen. Klager heeft aangegeven deze uitspraak te hebben gedaan vanuit emotie. Echter uitspraken uit emotie kunnen ook leiden tot handelen uit emotie. Bij het opleggen van de ordemaatregel zijn de bevindingen van de collega psycholoog, psychiater en de huisarts leidend geweest. Zij kwamen tot het oordeel dat de kans op suïcide reëel was. De opgelegde maatregel diende zo kort mogelijk te duren. Klager is op zaterdag bezocht door de psychiater-assistent. Deze heeft de piketdirecteur van de p.i. Vught geadviseerd om klager tijdens de daguren op de eigen afdeling te plaatsen en voor de nachtelijke uren op ordemaatregel. De piketdirecteur heeft dit advies overgenomen en op maandag is op advies van de psycholoog de ordemaatregel opgeheven.

3.         De beoordeling

Op grond van artikel 24, eerste lid, van de Pbw, in verbinding met artikel 23, eerste lid onder a, van de Pbw is de directeur bevoegd een gedetineerde voor de duur van ten hoogste twee weken in afzondering te plaatsen indien dit in het belang van de handhaving van de orde of veiligheid in de inrichting dan wel van een ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming noodzakelijk is. Op grond van artikel 24a van de Pbw kan de directeur, indien dit ter bescherming van de geestelijke of lichamelijke toestand van de gedetineerde noodzakelijk is, bepalen dat de gedetineerde die in een afzonderingscel verblijft, dag en nacht door middel van een camera wordt geobserveerd.
De beroepscommissie constateert dat, ondanks dat hierom nogmaals is verzocht door de beroepscommissie, geen beslissing tot plaatsing in een afzonderingscel als bedoeld in artikel 24 van de Pbw door de directeur is overgelegd. Nu er geen beslissing tot plaatsing in een afzonderingscel aanwezig is en op grond van artikel 24a van de Pbw observatie door middel van een camera alleen kan worden opgelegd indien een gedetineerde in een afzonderingscel verblijft, wordt het beroep reeds daarom gegrond verklaard en is het beklag alsnog gegrond.
De beroepscommissie is overigens van oordeel dat de directeur in redelijkheid heeft kunnen beslissen tot het opleggen van de ordemaatregel op grond van het advies van de gedragsdeskundigen waaruit volgt dat op dat moment een reële kans aanwezig was dat klager zichzelf iets aan zou kunnen doen. De beroepscommissie ziet om die reden geen aanleiding voor het toekennen van een tegemoetkoming.

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond. Zij kent aan klager geen tegemoetkoming toe.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. dr. J. de Lange, voorzitter, mr. J.W. Wabeke en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.S. Ferenczy, secretaris, op 25 juli 2019.

 

secretaris        voorzitter

 

Naar boven