Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/3514/GB, 15 juli 2019, beroep[
Uitspraakdatum:15-07-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer:         R-19/3514/GB

Betreft:            […]                             datum: 15 juli 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. R.A. van der Horst, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een op 15 april 2019 genomen beslissing van de Minister voor Rechtsbescherming (de Minister), en van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.  Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

De Minister heeft klagers verzoek tot overplaatsing van klager naar het huis van bewaring (h.v.b.) van de penitentiaire inrichting (p.i.) Dordrecht afgewezen.

2.         De feiten

Klager is sinds 18 december 2018 gedetineerd. Hij verblijft in het h.v.b. van de locatie Hoogvliet.

3.         De standpunten

3.1.      Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Klager verzoekt om overplaatsing, omdat hij langdurig gedetineerd is in verband met de overdracht van een Fins strafvonnis, waarbij hij tot negen jaar gevangenisstraf is veroordeeld wegens overtreding van de (Finse) Opiumwet. Ook na omzetting via de Wet wederzijdse Erkenning en Tenuitvoerlegging van Strafvonnissen (de WETS) zal een substantieel strafrestant overblijven. Klagers zoon verblijf in de p.i. Dordrecht, met een strafrestant van elf jaar. Vader en zoon willen graag in dezelfde inrichting verblijven. Dat klager zo dicht mogelijk bij het parket van vervolging gedetineerd zou moeten zijn, is volstrekt onvoldoende reden, nu in het kader van de WETS geen zittingen meer gehouden zullen worden.

3.2.      Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Klager is voorlopig gehecht en daarom ingesloten in de locatie Hoogvliet. Hij ontvangt weliswaar geen bezoek van zijn zoon, maar wel van anderen. Klager heeft wel een belregeling met zijn zoon. Na zijn veroordeling zou klager een verzoek kunnen doen tot plaatsing in de gevangenis van de p.i. Dordrecht.

4.         De beoordeling

4.1.      Klager verzoekt om overplaatsing van de locatie Hoogvliet naar de p.i. Dordrecht, omdat zijn zoon daar is gedetineerd.

4.2.      De beroepscommissie stelt voorop dat regionale plaatsing in deze zaak geen rol kan spelen, want beide inrichtingen liggen in hetzelfde arrondissement – het arrondissement van vervolging.

4.3.      Klager verblijft in het h.v.b. van de locatie Hoogvliet op grond van bewaring in verband met de Wet Wederzijdse Erkenning en Tenuitvoerlegging vrijheidsbenemende en voorwaardelijke Sancties (WETS), in afwachting van een rechterlijke beslissing aangaande strafoverdracht. Na zijn veroordeling is een verzoek tot overplaatsing naar een gewenste locatie mogelijk. Intussen heeft klager geregeld bezoek kunnen ontvangen.

4.4.      Klagers wens in dezelfde inrichting als zijn zoon gedetineerd te zijn is op zichzelf begrijpelijk, maar weegt onder die omstandigheden onvoldoende zwaar om de afwijzende beslissing als onredelijk of onbillijk aan te kunnen merken. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.

5.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. W.F. Korthals Altes, voorzitter, J.G.A. van den Brand en mr. J.W. Wabeke, leden, in tegenwoordigheid van mr. P. de Vries, secretaris, op 15 juli 2019.

 

            secretaris         voorzitter

Naar boven