Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/2716/GM, 03 juli 2019, beroep
Uitspraakdatum:03-07-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

nummer:          R-19/2716/GM

betreft: [klager]                        datum: 3 juli 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van […], verder te noemen klager, gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de penitentiaire inrichting (p.i.) Norgerhaven te Veenhuizen, alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 15 januari 2019 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Justitie en Veiligheid. De beroepscommissie heeft de inrichtingsarts van de p.i. Norgerhaven in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten. Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:          

1.         De inhoud van het beroep

De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 19 december 2018, betreft de afhandeling van klagers ziekmelding op 7 november 2018.

2.         De standpunten van klager en de inrichtingsarts

Klager heeft zijn klacht als volgt toegelicht. De medische dienst heeft op 7 november 2018 – in beroep noemt klager de datum van 7 december 2018 - ten onrechte geoordeeld dat klager niet ziek was. Klager voelde zich beroerd. Hij had hoofdpijn, voelde zich misselijk en had die nacht niet geslapen. Klager is na zijn ziekmelding medisch niet onderzocht, hij is niet op het spreekuur geweest. Zijn bloeddruk is niet opgemeten. In het verslag van bemiddeling wordt volgens klager ten onrechte verwezen naar de datum van 7 november 2018. In het medisch dossier staat op deze datum niets vermeld. De melding dat klager niet ziek was, heeft hem ten onrechte een rapport en disciplinaire straf opgeleverd. De inrichtingsarts heeft hierop gereageerd door toezending van het medisch dossier van klager.

3.         De beoordeling

In de omschrijving van de klacht zoals voorgelegd aan de medisch adviseur voor bemiddeling meldt klager dat zijn klacht ziet op de ziekmelding van 7 november 2018. Deze klacht is op 15 november 2018 door het hoofd zorg ontvangen en op 19 december 2018 besproken. Op of omstreeks 7 november 2018 wordt in het medische dossier geen melding gemaakt van een ziekmelding. In beroep voert klager aan dat de klacht ziet op de ziekmelding van 7 december 2018. In het medisch dossier wordt hier wel melding van gemaakt. Klager oogt echter op dat moment niet ziek. Klager laat blijken het niet eens te zijn met de mededeling van de verpleegkundige dat klager ‘niet wordt ondersteund in zijn ziekmelding’. De afdeling is telefonisch door de medische dienst op de hoogte gebracht. De beroepscommissie is van oordeel dat niet is gebleken van enig onzorgvuldig medisch handelen ten aanzien van klagers ziekmelding. In het medisch dossier ontbreekt elke verwijzing naar een ziekmelding op of omstreeks 7 november 2018. Uit het medisch dossier blijkt dat omtrent de ziekmelding van 7 december 2018 klager wel is beoordeeld door een verpleegkundige. Het handelen van de inrichtingsarts kan niet worden aangemerkt als in strijd met de in artikel 28 Pm neergelegde norm. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. drs. N.C. van Lookeren Campagne, voorzitter, drs. P.J.M. van Puffelen en drs. J.H.A.M.C. Schoenmaeckers, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Kokee, secretaris, op 3 juli 2019

 

            secretaris         voorzitter

 

 

 

 

Naar boven