Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 00/2398/TB I, 21 maart 2001, beroep
Uitspraakdatum:21-03-2001

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 00/2398/TB I

betreft: [klager] datum: 21 maart 2001

U I T S P R A A K

van de beroepscommissie uit de sectie terbeschikkingstelling van de Centrale Raad voor Strafrechtstoepassing, bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (BVT), inzake het beroep van

[...], verder te noemen klager,

tegen een beslissing van:

De Minister van Justitie, verder te noemen de Minister.

B E V I N D I N G E N E N O V E R W E G I N G E N :

1. De bestreden beslissing
De Minister heeft op 17 november 2000 beslist tot klagers plaatsing in de Dr. S. van Mesdagkliniek te Groningen.

2. De procedure
De beroepscommissie heeft kennis genomen van onder meer de navolgende stukken:
- het ongedateerde beroepschrift van klager;
- de schriftelijke mededeling d.d. 17 november 2000 van de bestreden beslissing;
- de schriftelijke inlichtingen en opmerkingen d.d. 5 februari 2001 van de Minister.

Ter zitting van de beroepscommissie van 15 februari 2001 zijn klager en de vertegenwoordigsters van de Minister, [...] en [...], door de beroepscommissie gehoord. Hiervan is het aangehechte verslag opgemaakt.

3. De feiten
Klager is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak ter beschikking gesteld met bevel tot verpleging van overheidswege (tbs). De tbs van klager is op 7 oktober 2000 aangevangen. Klager is op 1 november 2000 gehoord door eenmedewerker van het bureau selectie en detentiebegeleiding (bsd) van het huis van bewaring Arnhem-Zuid te Arnhem over het voornemen van de Minister klager te plaatsen in de Dr. S. van Mesdagkliniek te Groningen. Een afschrift van hetbesluit d.d. 17 november 2000 dat klager in deze kliniek zal worden geplaatst is klager bij brief van 17 november 2000 toegezonden. De plaatsing is op 8 december 2000 gerealiseerd.

4. De standpunten
4.1. Het standpunt van klager
Klager heeft bezwaar tegen zijn plaatsing in de Dr. S. van Mesdagkliniek in verband met de beperkte mogelijkheid, dan wel de onmogelijkheid, alhier bezoek van familieleden te ontvangen, in verband met de grote reisafstand en langereistijd. Klager heeft een goede band met zijn hele familie en belt en schrijft hen vaak. Hij zou echter ook zijn familieleden graag zo veel mogelijk willen zien. Het bezoek is voor zijn bejaarde en niet meer zo gezonde ouders, diein Nijmegen wonen, bijna niet mogelijk. Zijn vader is 77 jaar en heeft hartklachten. Klager verwacht zijn vader helemaal niet meer te zullen zien omdat de reis te zwaar voor hem is. Zijn moeder is 70 jaar en heeft reuma. Zij issinds zijn plaatsing in de Dr. S. van Mesdagkliniek één keer bij hem op bezoek geweest. Zij is afhankelijk van de bereid-willigheid van familieleden om haar per auto te brengen. Klagers dochter van 8 jaar woont in Wijchen bijklagers ex-echtgenote. Hij is dol op zijn dochter; zij verbleef vroeger in het weekeinde vaak bij hem. Zij zal binnenkort, voor het eerst na vijf maanden, met klagers broers mee op bezoek komen.
Klager zou in verband met het onderhouden van zijn familiecontacten graag geplaatst willen worden in de Prof. mr. W.P.J. Pompekliniek te Nijmegen. Hij is eerder in deze kliniek poliklinisch behandeld geweest. Hij begrijpt niet datde Minister geen rekening kan houden met zijn voorkeur voor deze inrichting. Bij het horen door de desbetreffende medewerker van het bsd te Arnhem heeft klager zijn voormelde bezwaren tegen het verblijf te Groningen reedsuiteengezet. Klager zou liever nog een paar maanden langer in het huis van bewaring hebben gewacht, indien dan plaatsing te Nijmegen mogelijk zou zijn geweest.

4.2. Het standpunt van de Minister
Krachtens artikel 12 BVT dient een spoedige opname in een tbs-inrichting te worden bewerkstelligd, met inachtneming van de in artikel 11 BVT gestelde eisen. Hieraan is in het onderhavige geval uitvoering gegeven door toedeling aanen spoedige plaatsing van klager in de Dr. S. van Mesdagkliniek.
De selectie vindt thans plaats middels een vereenvoudigde systematiek waarbij wordt getoetst aan een viertal criteria, te weten het geslacht van de tbs-gestelde, de mate waarin sprake is van vlucht- en/of beheersgevaar, deverstandelijke vermogens van de tbs-gestelde en de aard van zijn stoornis. Deze toetsing geschiedt op basis van de beschikbare informatie in het dossier van de tbs-gestelde, met name de rapportage pro justitia, alsmede aan de handvan de lijst Extreem Vlucht- en beheersgevaarlijke gedetineerden (EVG).
Er zijn bijzondere categorieën tbs-gestelden. Zo kunnen vrouwen niet in alle tbs-inrichtingen worden opgenomen. Voor de opname van tbs-gestelden die een extreem vlucht- of beheersgevaar vormen en voor zwakbegaafde tbs-gestelden,waarvan sprake is bij een IQ van minder dan 80, zijn voorts speciale tbs-klinieken bestemd.
Ten aanzien van klager is middels multidisciplinair onderzoek vastgesteld dat hij lijdt aan een persoonlijkheidsstoornis. Zijn IQ is meer dan 80. Uit de ter beschikking staande stukken is niet gebleken dat er ten aanzien van klagereen extreem vlucht- en/of beheersrisico aanwezig is. Klager behoort derhalve niet tot een van de genoemde bijzondere categorieën. Hij is daarom toebedeeld aan één van de reguliere klinieken en wel aan die met de kortste wachtlijstop het moment van de toedeling.
Klager heeft bij het horen over de voorgenomen plaatsing en in het beroepschrift aangegeven dat zijn voorkeur uitgaat naar plaatsing in de regio Nijmegen, in verband met bezoekmogelijkheden. De Minister kan echter met regionalevoorkeuren geen rekening houden. Voorop staat dat de tbs-gestelden zo snel mogelijk moeten worden geplaatst.
Toestemmen in een verzoek van een tbs-gestelde om langer in een penitentiaire inrichting op een plaats in een bepaalde kliniek te mogen wachten is niet verenigbaar met het beleid zo spoedig mogelijk tot plaatsing over te gaan. Ditstuit voorts af op het bezwaar dat de doorstroming in de inrichtingen verschillend en niet inzichtelijk is. In veel gevallen willen tbs-gestelden graag in de nabijheid van familie verblijven. Veel tbs-gestelden zijn voorts afkomstiguit het westen des lands, terwijl de meeste klinieken in het noorden en oosten liggen. Rekening houden met de herkomst van de tbs-gestelden zou leiden tot verlenging van de wachtlijsten.
De hoofden van de tbs-inrichtingen kunnen, indien de omstandigheden daartoe aanleiding geven, onderling tot ruiling van verpleegden overgaan.

5. De beoordeling
Ingevolge artikel 2, eerste lid, van de BVT dient de tenuitvoerlegging van een vrijheidsbenemende maatregel in een tbs-inrichting zoveel mogelijk dienstbaar te worden gemaakt aan de behandeling van de veroordeelde en devoorbereiding op diens terugkeer in de maatschappij.

Bij de plaatsing van ter beschikking gestelden dient de Minister, op grond van artikel 11, tweede lid, van de BVT in zijn overwegingen te betrekken:
a) de eisen die de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de ter beschikking gestelde voor de veiligheid van anderen dan de ter beschikking gestelde of de algemene veiligheid van personen of goederen stelt,en
b) de eisen die de behandeling van de ter beschikking gestelde gezien de aard van de bij hem geconstateerde gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens stelt.

Uitgangspunt van het op grond van het IBO II-rapport door de Minister geformuleerde beleid is dat alle tbs-inrichtingen geoutilleerd zijn voor iedere tbs-gestelde, met uitzondering van een aantal speciale categorieën, te wetenvrouwen, zwakbegaafden en extreem beheers- en/of vluchtgevaarlijke tbs-gestelden.
Dit uitgangspunt heeft de Minister er toe gebracht een systematiek van toedeling van de tbs-gestelden aan tbs-inrichtingen te ontwikkelen, waarbij het geslacht van de betrokkene in aanmerking wordt genomen en voorts diens dossieralsmede de lijst EVG worden onderzocht op de criteria intellectuele begaafdheid, aard van de stoornis en aanwezigheid van een extreem vlucht- en/of beheersrisico.
Tbs-gestelden die niet behoren tot de voornoemde speciale categorieën kunnen naar het oordeel van de Minister worden geplaatst in alle tbs-inrichtingen in den lande, behoudens in de inrichtingen die uitsluitend zijn bestemd vooropname van de genoemde speciale categorieën. Ten aanzien van deze tbs-gestelden acht de Minister de lengte van de wachtlijsten van de desbetreffende tbs-inrichtingen bepalend voor de toedeling van de betrokkene aan een inrichting.

Het beleid van de Minister om ter selectie van tbs-gestelden in beginsel de voormelde selectiecriteria te hanteren acht de beroepscommissie niet in strijd met de BVT.

De Minister heeft klager met toepassing van het voormelde systeem van toedeling geselecteerd voor en geplaatst in de Dr. S. van Mesdagkliniek.

Klager is conform het bepaalde in artikel 53, tweede lid onder a, BVT gehoord over het voornemen van de Minister klager te plaatsen in de Dr. S. van Mesdagkliniek.
Klager heeft daarbij zijn bezwaar betreffende zijn moeilijke bereikbaarheid voor bepaalde bezoekers en zijn voorkeur voor plaatsing in de regio Nijmegen geuit.

De beroepscommissie acht de mogelijkheden van de tbs-gestelde van contact met de buitenwereld, waaronder familiebezoek, en het onderhouden, dan wel het opbouwen van zijn netwerk, ook met het oog op de resocialisatie, van wezenlijkbelang. De eisen die de behandeling op grond van artikel 11, tweede lid, BVT aan de plaatsing stelt, brengen mee dat daarbij aan bedoeld contact aandacht wordt besteed.
De Minister dient derhalve, gelet op het bepaalde in artikel 11, tweede lid onder b, en gelet op de strekking van de in artikel 53, tweede lid, en artikel 54, tweede lid, BVT neergelegde hoor- en informatieplicht, klagers bezwaarmee te wegen bij de beslissing klager in een bepaalde tbs-inrichting te plaatsen.
De Minister is daarop echter in de plaatsingsbeslissing niet ingegaan. In de schriftelijke inlichtingen en opmerkingen naar aanleiding van het beroepschrift, waarin klager zijn bezwaar herhaalt, geeft de Minister aan dat metregionale voorkeuren geen rekening kan worden gehouden. Ter zitting is hierop een toelichting gegeven, welke niet op klagers individuele geval is toegesneden.
De beroepscommissie acht de motivering van de bestreden beslissing, gelet op het vorenstaande, ontoereikend, nu daaruit niet blijkt dat klagers bezwaar is meegewogen.

De vooromschreven handelwijze van de Minister vormt aanleiding de Minister op te dragen de onderhavige beslissing alsnog met voldoende redenen – als hiervoor bedoeld – te omkleden, binnen een termijn van vier weken.

De beroepscommissie zal de behandeling van deze zaak derhalve aanhouden.

Op grond van het bovenstaande komt de beroepscommissie tot de volgende beslissing.
6. De tussenbeslissing
De beroepscommissie houdt de verdere behandeling van deze zaak aan en draagt de Minister op om, binnen een termijn van vier weken na de dagtekening van deze uitspraak, de bestreden beslissing te heroverwegen en deze alsnog, met inachtneming van deze uitspraak, deugdelijk te motiveren.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. S.L. Donker, voorzitter, prof. dr. L.A.J.M. van Eck en mr. Y.A.J.M. van Kuijck, leden, in tegenwoordigheid van mr. C.F. Swart-Babbé, secretaris, op 21 maart 2001.

secretaris voorzitter

Nummer: 00/2398/TB

Betreft: [...], verder klager te noemen.

Verslag van het behandelde ter zitting van de beroepscommissie uit de sectie terbeschikkingstelling van de Centrale Raad voor Strafrechtstoepassing, bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden,van 15 februari 2001, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Achterhoek, locatie Ooyerhoek, te Zutphen.

Samenstelling van de beroepscommissie:
voorzitter: mr. S.L. Donker
leden: prof. dr. L.A.J.M. van Eck en mr. Y.A.J.M. van Kuijck.
De beroepscommissie is bijgestaan door de secretaris mr. C.F. Swart-Babbé.

Gehoord zijn klager en de vertegenwoordigsters van de Minister, [...] en [...].

Klager heeft - zakelijk weergegeven - het volgende aangevoerd.
Klager heeft bezwaar tegen zijn plaatsing in de Dr. S. van Mesdagkliniek in verband met de beperkte mogelijkheid, dan wel de onmogelijkheid, alhier bezoek van familieleden te ontvangen, in verband met de grote reisafstand en langereistijd. Klager heeft een goede band met zijn hele familie en belt en schrijft hen vaak. Hij zou echter ook zijn familieleden graag zo veel mogelijk willen zien. Het bezoek is voor zijn bejaarde en niet meer zo gezonde ouders, diein Nijmegen wonen, bijna niet mogelijk. Zijn vader is 77 jaar en heeft hartklachten. Klager verwacht zijn vader helemaal niet meer te zullen zien omdat de reis te zwaar voor hem is. Zijn moeder is 70 jaar en heeft reuma. Zij is éénkeer bij hem op bezoek geweest. Zij is afhankelijk van de bereidwilligheid van familieleden om haar per auto te brengen. Klagers dochter van 8 jaar woont in Wijchen bij klagers ex-echtgenote. Hij is dol op zijn dochter; zij verbleefvroeger in het weekeinde vaak bij hem. Zij zal binnenkort, voor het eerst na vijf maanden, met klagers broers mee op bezoek komen.
Klager zou in verband met het onderhouden van zijn familiecontacten graag geplaatst willen worden in de Prof.mr. W.P.J. Pompekliniek te Nijmegen. Hij is eerder in deze kliniek poliklinisch behandeld geweest. Hij begrijpt niet dat deMinister geen rekening kan houden met zijn voorkeur voor deze inrichting. Bij het horen door de desbetreffende medewerker van het bsd te Arnhem, voordat de bestreden beslissing was genomen, heeft klager zijn voormelde bezwaren tegenhet verblijf te Groningen reeds uiteengezet. Klager zou liever nog een paar maanden langer in het huis van bewaring hebben gewacht, indien dan plaatsing te Nijmegen mogelijk zou zijn geweest.
Hij kan het overigens goed vinden met de medebewoners en de behandelaars in de Dr. S. van Mesdagkliniek. Zijn verplegings- en behandelingsplan is thans nog niet gereed.

De vertegenwoordigsters van de Minister hebben de toedelingssystematiek bij selectie van tbs-gestelden aan de hand van een schema uiteengezet.
Aan de schriftelijke inlichtingen en opmerkingen is voorts - zakelijk weergegeven - het volgende toegevoegd:
Klager heeft bij het horen over de voorgenomen plaatsing en in het beroepschrift aangegeven dat zijn voorkeur uitgaat naar plaatsing in de regio Nijmegen, in verband met bezoekmogelijkheden. De Minister kan echter met regionalevoorkeuren geen rekening houden. Voorop staat dat de tbs-gestelden zo snel mogelijk moeten worden geplaatst.
Toestemmen in een verzoek van een tbs-gestelde om langer in een penitentiaire inrichting op een plaats in een bepaalde kliniek te mogen wachten is niet verenigbaar met het beleid zo spoedig mogelijk tot plaatsing over te gaan. Ditstuit voorts af op het bezwaar dat de doorstroming in de inrichtingen verschillend en niet inzichtelijk is. In veel gevallen willen tbs-gestelden graag in de nabijheid van familie verblijven. Veel tbs-gestelden zijn voorts afkomstiguit het westen des lands, terwijl de meeste klinieken in het noorden en oosten liggen. Rekening houden met de herkomst van de tbs-gestelden zou leiden tot verlenging van de wachtlijsten.
De hoofden van de tbs-inrichtingen kunnen, indien de omstandigheden daartoe aanleiding geven, onderling tot ruiling van verpleegden overgaan.

secretaris voorzitter

Naar boven