Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ S-19/1791/SGA, 17 juni 2019, schorsing
Uitspraakdatum:17-06-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          : S-19/1791/SGA

Betreft : [verzoeker]    datum: 17 juni 2019

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift, ingediend door mr. S.J.M. Laurier, namens […], verder verzoeker te noemen, verblijvende in het Justitieel Complex Zaanstad. Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid, van de Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van voormelde inrichting van 10 juni 2019, inhoudende de oplegging van een disciplinaire straf van veertien dagen opsluiting in een strafcel, ingaand op 10 juni 2019 om 20.00 uur en eindigend op 24 juni 2019 om 20.00 uur, wegens de vondst van een mobiele telefoon en oplaadsnoer op verzoekers cel. De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van het klaagschrift van 13 juni 2019 alsmede van de schriftelijke inlichtingen van de directeur van 14 juni 2019.

1.         De beoordeling

De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en beslist. Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is dat niet het geval. Verzoeker stelt dat de aan hem opgelegde disciplinaire straf disproportioneel is.
Uit de schriftelijke inlichtingen van de directeur komt naar voren dat op 10 juni 2019 bij een celinspectie op verzoekers cel een mobiele telefoon met oplaadsnoer is aangetroffen. Verzoeker heeft erkend dat de mobiele telefoon van hem is. In de thans geldende Sanctiekaart is voor het in bezit hebben van gegevensdragers zoals een telefoon een straf van max. veertien dagen strafcel opgenomen. Naar het voorlopig oordeel van de voorzitter, kan de beslissing van de directeur, gelet op het vorenstaande niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het verzoek zal worden afgewezen.

2.         De uitspraak

De voorzitter wijst het verzoek af.

Aldus gedaan door mr. A.M.G. Smit, voorzitter, in tegenwoordigheid van bc. L. Vis-van Alff, secretaris, op 17 juni 2019

                                                       

secretaris         voorzitter

 

Naar boven