Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ S-19/1756/SGA, 11 juni 2019, schorsing
Uitspraakdatum:11-06-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          : S-19/1756/SGA

Betreft : [verzoeker]    datum: 11 juni 2019

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift, ingediend door mr. K.C.A.M. Oomen, namens […], verder verzoeker te noemen, verblijvende in het Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC) van de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught.  Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid, van de Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van voormelde inrichting van 3 juni 2019, inhoudende de verplichting tot het ondergaan van een onvrijwillige geneeskundige behandeling als bedoeld in artikel 46d onder a van de Pbw (a-dwangbehandeling), ingaande op 6 juni 2019 om 16.00 uur en eindigend op 6 september 2019 om 16.00 uur. De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van het beroepschrift van 6 juni 2019 alsmede van de schriftelijke inlichtingen van de directeur van 7 juni 2019.

1.         De beoordeling

De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en beslist. Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is dat niet het geval. Uit de inlichtingen van de directeur, waaronder de mededeling a-dwangbehandeling van 3 juni 2019, het advies van de behandelend psychiater van 16 mei 2019 en het advies van een onafhankelijk psychiater van 23 mei 2019, komt naar voren dat bij verzoeker sprake is van een paranoïde psychotisch toestandsbeeld (mogelijk in het kader van een schizofreniespectrum). Verzoeker uit zich regelmatig achterdochtig. Verzoeker geeft aan dat het personeel camera’s in de douche heeft en de camerabeelden verkoopt. Ook plakt verzoeker zaken op zijn cel af. Soms schreeuwt verzoeker in zijn cel om onduidelijke redenen. Verzoeker is zorg mijdend en daarom is het lastig een diagnose te stellen. Verzoeker laat met enige regelmaat dreigend gedrag zien waarbij hij kan schelden en dreigen en soms met medegedetineerden neus aan neus komt te staan. Verzoeker is meermaals veroordeeld vanwege geweldsdelicten. Er is sprake van gevaar jegens derden met daarbij het risico dat verzoeker een ander van het leven zal beroven of ernstig letsel toebrengen. Daarnaast is er het risico dat verzoeker met zijn gedrag agressie van anderen oproept. Ook is er gevaar voor maatschappelijke teloorgang omdat verzoeker vanwege zijn agressieve en dreigende gedrag op meerdere plekken is afgewezen wat betreft wonen. Naar het oordeel van de behandelend psychiater dient toepassing van de a-dwangbehandeling om het gevaar dat verzoeker een ander van het leven zal beroven of ernstig lichamelijk letsel zal toebrengen, met zijn gedrag agressie van anderen zal oproepen alsmede het gevaar tot maatschappelijk teloorgang te voorkomen. Minder ingrijpende middelen dan het toedienen van een antipsychoticum zijn er niet om het gevaar af te wenden.

Gelet op het voorgaande acht de voorzitter – voorlopig oordelend – de noodzaak tot toepassing van de a-dwangbehandeling voldoende aannemelijk. Het verzoek zal dan ook worden afgewezen.

2.         De uitspraak

De voorzitter wijst het verzoek af.

Aldus gedaan door mr. J.D. den Hartog, voorzitter, in tegenwoordigheid van bc. L. Vis-van Alff, secretaris, op 11 juni 2019       

 secretaris         voorzitter

  

Naar boven