Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/3342/GA, 24 juni 2019, beroep
Uitspraakdatum:24-06-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

nummer:          R-19/3342/GA

betreft: [Klager]           datum: 24 juni 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door de heer […], namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een uitspraak van 2 april 2019 van de alleensprekende beklagrechter bij het Detentiecentrum Rotterdam, en van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep die in afschrift aan deze uitspraak is gehecht. Ter zitting van de beroepscommissie van 24 mei 2019, gehouden in het Justitieel Complex Zaanstad, is mevrouw […], gemachtigde van klager en werkzaam bij het Meldpunt Vreemdelingendetentie, gehoord. Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorg gedragen, heeft hij daarvan geen gebruik gemaakt. De directeur van het Detentiecentrum Rotterdam is zonder bericht van verhindering niet ter zitting verschenen. Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:          

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter

Het beklag betreft het feit dat en de wijze waarop bij klager handboeien zijn omgedaan teneinde zijn cel op aanwezigheid van drugs te onderzoeken (DC-2019-000184).De beklagrechter heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2.         De standpunten van klager en de directeur

Namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager is ten onrechte niet-ontvankelijk in zijn beklag verklaard. Het Meldpunt Vreemdelingendetentie heeft op 8 maart 2019 – binnen de beklagtermijn – via een e-mail een klacht namens klager aangeleverd. Deze e-mail omvatte diverse klachten. Nadat het Meldpunt op 11 maart 2019 bericht van de commissie van toezicht had gekregen dat de klachten afzonderlijk moesten worden ingediend, heeft het Meldpunt de klacht nogmaals in een afzonderlijke e-mail toegestuurd. Het kan klager daarom niet worden aangerekend dat de klacht uiteindelijk twee dagen te laat is ingediend. De klacht is tijdig ingediend en klager had daarin moeten worden ontvangen. Inhoudelijk is namens klager het volgende aangevoerd. Op 2 maart 2019 zijn zes bewakers klagers cel binnengekomen, die hem en zijn celgenoot met veel geschreeuw en heel hardhandig tegen de muur hebben gezet. Er zijn handboeien bij klager en zijn celgenoot omgedaan en zij zijn naar beneden gebracht, waar zij door de bodyscan moesten. Vervolgens is hun cel overhoop gehaald, maar daarbij zijn geen drugs aangetroffen. Naast klager en zijn celgenoot zijn nog twee andere gedetineerden met handboeien naar beneden gebracht, maar het is niet bekend of deze doorzoeking de hele inrichting betrof. Klager heeft aan het omdoen van de handboeien blauwe plekken aan zijn polsen en handen overgehouden en hij is erg geschrokken van de situatie. Hij gebruikt geen drugs en er was ook geen indicatie dat hij dat wel zou doen. Het CPT (Committee for the Prevention of Torture) heeft in het elfde algemene rapport benadrukt dat professioneel en conflictmijdend gedrag van personeel tegenover gedetineerden een voorwaarde voor een humaan gevangeniswezen is. Het personeel moet spanningen proberen te voorkomen in plaats van deze te bevorderen of provoceren. De desbetreffende bewaarder is deze richtlijnen niet nagekomen. Gedetineerden bevinden zich in een beperkte omgeving waarin zij afhankelijk zijn van bewakers, die zorg dienen te dragen voor een veilige en respectvolle omgeving. Klager heeft zich onveilig gevoeld, omdat de bewakers hem op een brute manier hebben behandeld. Het aanbrengen van handboeien als routineprocedure bij gedetineerde immigranten is volgens het CPT geen proportionele maatregel en zou altijd individueel moeten worden gemotiveerd. Klager verblijft niet in strafrechtelijke detentie, maar in vreemdelingenbewaring. In RSJ 19 augustus 2005, 05/1149/GA, is bepaald dat handboeien niet willekeurig mogen worden ingezet. Artikel 10 van de Geweldsinstructie penitentiaire inrichtingen staat toe dat handboeien worden gebruikt bij een interne overplaatsing, maar daarvoor moet dan wel een duidelijke reden zijn. Klager heeft geen drugsverleden en hem is niet duidelijk gemaakt welke aanwijzingen omtrent mogelijk drugsgebruik er zouden zijn geweest. Er is niet gebleken van een individuele belangenafweging en klager is ernstig in zijn belangen geschaad. Hij heeft zich beschaamd en vernederd gevoeld en de behandeling door de bewaker heeft geresulteerd in het gevoel dat hij een crimineel is. Er was geen grond handboeien bij klager om te doen, zodat dit – temeer gelet op de wijze waarop dit is gedaan – onrechtmatig was.

De directeur heeft zijn standpunt niet toegelicht.

3.         De beoordeling

De beroepscommissie stelt vast dat het Meldpunt Vreemdelingendetentie namens klager op 8 maart 2019 een klaagschrift heeft ingediend. Dit klaagschrift heeft betrekking op een voorval dat op 2 maart 2019 heeft plaatsgevonden en is derhalve binnen de in artikel 61, vijfde lid, van de Pbw bedoelde termijn ingediend. Gelet daarop zal de beroepscommissie klager alsnog in zijn klacht ontvangen. Namens klager is aangevoerd dat op 2 maart 2019 zonder enige aanleiding een doorzoeking van zijn cel heeft plaatsgevonden, waarbij (hardhandig) handboeien bij hem zijn omgedaan. Klager stelt daar blauwe plekken aan zijn handen en polsen aan te hebben overgehouden. Bij de doorzoeking van zijn cel zijn, zo stelt hij, geen drugs aangetroffen. De directeur heeft deze lezing, ondanks daartoe herhaaldelijk in de gelegenheid te zijn gesteld, niet weersproken. Nu niet is gebleken van enige aanleiding voor het onderzoeken van klagers cel op aanwezigheid van drugs en evenmin voor het (op hardhandige wijze) aanleggen van handboeien bij klager, zal de beroepscommissie het beklag alsnog gegrond verklaren. Zij kent klager voor het door hem ondervonden ongemak een tegemoetkoming van € 25,= toe.

4.         De uitspraak

De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagrechter, verklaart klager alsnog ontvankelijk in zijn beklag en verklaart dit beklag gegrond. Zij kent klager een tegemoetkoming van € 25,= toe.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. W.F. Korthals Altes, voorzitter, mr. A.T. Bol en J.G.A. van den Brand, leden, in tegenwoordigheid van Y.L.F. Schuren, secretaris, op 24 juni 2019.

 

secretaris        voorzitter

 

Naar boven