Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/2158/TB, 17 juni 2019, beroep
Uitspraakdatum:17-06-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

nummer:           R-19/2158/TB

betreft: [klager]                        datum: 17 juni 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. P. Scholte, namens […], verder te noemen klager,  gericht tegen een beslissing van 5 november 2018 van de Minister voor Rechtsbescherming, verder te noemen verweerder,  alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing. Ter zitting van de beroepscommissie van 7 mei 2019, gehouden in het Justitieel Complex Zaanstad, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. P. Scholte, en namens verweerder, […] en […], werkzaam bij de Dienst Justitiële Inrichtingen van het ministerie van Justitie en Veiligheid. Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1.         De inhoud van de bestreden beslissing
Verweerder heeft beslist klager te plaatsen in FPC Dr. S. van Mesdag (hierna: FPC Van Mesdag).

2.         De feiten

Klager is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 27 juni 2018 veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden waarvan 10 maanden voorwaardelijk en met aftrek van de preventieve hechtenis en ter beschikking gesteld (tbs) met bevel tot verpleging van overheidswege. De opgelegde tbs-maatregel betreft een gemaximeerde tbs als bedoeld in artikel 38e, eerste lid van het Wetboek van Strafrecht. Op 28 augustus 2018 heeft het NIFP/IFZ geoordeeld dat een plaatsing in een FPC met niveau FG4 geïndiceerd is. Op 5 november 2018 heeft verweerder besloten klager te plaatsen in FPC Van Mesdag.

3.         De standpunten

Klager is verkeerd voorgelicht. Hij heeft tijdens het horen gezegd geen bezwaar te hebben tegen zijn plaatsing in FPC Van Mesdag omdat hem is medegedeeld dat hij later alsnog naar de Van der Hoeven Kliniek kon worden overgeplaatst. Klager is echter van de wachtlijst van de Van der Hoeven Kliniek afgehaald. Klagers eerste voorkeur was ook de Van der Hoeven Kliniek. Deze kliniek ligt in de regio van zijn woonplaats (Schoonhoven) en niet te ver van de regio waar zijn familie woonachtig is (Den Bosch). Voor de familie is het in verband met hun werk en gezondheid nauwelijks te doen klager in FPC Van Mesdag regelmatig te bezoeken. Blijkens het Beleidskader Plaatsing TBS Dwang 2016 is een plaatsing in de regio uitgangspunt. In het beleidskader zijn contra-indicaties beschreven die door het OM of door het FPC kunnen worden ingebracht. In het geval van klager zijn er geen contra-indicaties die verband houden met slachtoffers of maatschappelijke onrust. Klager heeft een gemaximeerde tbs met dwangverpleging. Het gaat enkel om het feit dat er op korte termijn, dus binnen twee à drie maanden, geen plek is in de Van der Hoeven Kliniek. Klager heeft echter vernomen dat hij medio januari 2019 geplaatst kon worden in de Van der Hoeven Kliniek. Het belang van een spoedige start van de behandeling is geen argument dat kan gelden als een contra-indicatie voor plaatsing in de regio. Overigens werd klager in de penitentiaire inrichting (p.i.) Krimpen aan den IJssel tot aan zijn overplaatsing naar de FPC Van Mesdag, tweewekelijks bezocht door een GZ-psycholoog van De Waag. De korte vertraging die een plaatsing van klager in de Van der Hoeven Kliniek zou opleveren, werd door deze bezoeken goed benut. De Waag en de Van der Hoeven Kliniek bevinden zich in hetzelfde gebouw. Na afloop van de gemaximeerde tbs zal klager nog langdurige nazorg ontvangen, waarbij De Waag zeer waarschijnlijk een rol zal gaan spelen. Gelet op de gemaximeerde tbs heeft klager belang bij een plaatsing in de Van der Hoeven Kliniek. Klager had al een intakegesprek gehad in de Van der Hoeven Kliniek en zou in januari 2019 geplaatst kunnen worden. Hij had al een goede behandelrelatie opgebouwd met De Waag. De behandeling in FPC Van Mesdag loopt niet goed. Klager kan niet werken en er is sprake van geluids- en stankoverlast. Namens verweerder is inzake het beroep het volgende standpunt ingenomen.
Klager heeft een gemaximeerde tbs opgelegd gekregen, waarbij het gerechtshof heeft overwogen dat de behandeling van klager noodzakelijk veel langer zal duren dan de maximale periode van vier jaren. Het gerechtshof zag geen mogelijkheid het wettelijk criterium voor gemaximeerde tbs te verruimen. Gelet hierop acht verweerder het van groot belang dat klager tijdig start met zijn behandeling. Aangezien FPC Van Mesdag als eerste en enige op korte termijn plek had, meent verweerder dat hij in alle redelijkheid heeft kunnen besluiten klager aldaar te plaatsen. Dit is ook in overeenstemming met het Beleidskader TBS Dwang waarin ook tijdige zorg als uitgangspunt is opgenomen. De in het beleidskader genoemde contra-indicaties zijn slechts voorbeelden en niet bedoeld de bevoegdheid van verweerder in voorkomende gevallen anders te beslissen in te perken. Uiteraard zal in de loop van klagers behandeling worden bezien of en hoe zijn netwerk hierin betrokken zou kunnen worden. Een tweewekelijks gesprek met een GZ-psycholoog in een penitentiaire inrichting kan niet gelijkgesteld worden met een behandeling in een tbs inrichting. De Van der Hoeven Kliniek kon geen indicatie geven over de wachttijd alvorens klager geplaatst zou kunnen worden. De tbs-maatregel loopt nog ruim drie jaar.

4.         De beoordeling

Bij de plaatsing van ter beschikking gestelden dient verweerder op grond van het ten tijde van de bestreden beslissing geldende artikel 11, tweede lid, van de Bvt in zijn overwegingen te betrekken:

a) de eisen die de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de ter beschikking gestelde voor de veiligheid van anderen dan de ter beschikking gestelde of de algemene veiligheid van personen of goederen stelt, en

b) de eisen die de behandeling van de ter beschikking gestelde gezien de aard van de bij hem geconstateerde gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens stelt. Uitgangspunt van het Beleidskader plaatsing TBS dwang 13 juli 2018 is dat de ter beschikking gestelde geplaatst wordt in een instelling binnen de eigen regio, tenzij sprake is van een contra-indicatie zoals – hier relevant – de maximumcapaciteit van de inrichting is bereikt of er sprake is van een onaanvaardbare lange wachttijd. Klager stond op de wachtlijst voor plaatsing in de Van der Hoeven Kliniek. Partijen verschillen van mening over de vraag op welke termijn klager geplaatst zou kunnen worden in deze kliniek. Klager had vernomen dat dit in januari 2019 het geval kon zijn. Verweerder stelt daarentegen dat de Van der Hoeven Kliniek geen indicatie kon geven. Gelet op de verantwoordelijkheid van verweerder voor de tenuitvoerlegging van de tbs-maatregel en de plaatsing van verpleegden in de instellingen voor forensische zorg, gaat de beroepscommissie uit van de lezing van verweerder. Gelet hierop, de gemaximeerde tbs-maatregel en het feit dat de behandeling die klager zou moeten ondergaan langer zal duren dan de maximale periode van vier jaren, heeft verweerder naar het oordeel van de beroepscommissie de voorkeur mogen geven aan een zo snel mogelijke plaatsing van klager in FPC Van Mesdag boven een op dat moment nog onzekere plaatsing van klager in de regio. Klager heeft geen zwaarwegende argumenten aangevoerd die zouden kunnen of moeten leiden tot het oordeel dat verweerder in redelijkheid niet tot de bestreden beslissing heeft mogen komen. Het hiervoor overwogene in aanmerking genomen kan de bestreden beslissing, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

5.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.J.H. van den Hombergh, voorzitter, mr. drs. J.P. Meesters en mr.drs. L.C. Mulder, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Kokee, secretaris, op 17 juni 2019

 

            secretaris                                              voorzitter                   

 

 

Naar boven