Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 98/0021 (TB) C, 23 april 1998, beroep
Uitspraakdatum:23-04-1998

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: C 98/21 (TB)

datum: 23 april 1998
betreft: [...]

BESCHIKKING

van de beroepscommissie uit de sectie terbeschikkingstelling van de Centrale Raad voor Straf
rechtstoepassing, bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (BVT), inzake het beroep, ingediend door mr. W.B. Teunis namens

verder te noemen appellant,

tegen een - ingevolge art. 12, derde lid, BVT als zodanig aan te merken - beslissing van:

De Minister van Justitie, verder te noemen de Minister.

BEVINDINGEN EN OVERWEGINGEN:

1 . De bestreden beslissing
De Minister heeft de termijn waarbinnen appellant in een inrichting voor verpleging van ter beschikking Gestelden (tbs-inrichting) had moeten zijn geplaatst met ingang van 15 februari 1998 -voor de derde maal- verlengd tot 16 mei1998.

2. De procedure
De beroepscommissie heeft kennis genomen van de navolgende stukken:
- het beroepschrift van appellant d.d. 3 maart 1998, namens hem ingediend door zijn raadsman mr. W.B. Teunis, met als bijlage de bestreden beschikking;
- de schriftelijke inlichtingen en opmerkingen d.d. 24 maart 1998 van de Minister.

Ter zitting van de beroepscommissie van 2 april 1998 is appellant gehoord. Zijn raadsman heeft geen gebruik gemaakt van de geboden gelegenheid daarbij aanwezig te zijn en appellants belangen te bepleiten.

Namens de Minister is [...] gehoord.

3. De feiten
Appellant is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak veroordeeld tot ter beschikkingstelling (tbs) met bevel tot verpleging.
De tbs van appellant is ingegaan op 20 februari 1997.
Sindsdien heeft appellant in afwachting van zijn plaatsing in een tbs-inrichting als passant verbleven in het huis van bewaring "De Kantelberg", unit 4, bij het "Penitentiair Complex Scheveningen" te Den Haag. Hij is van 21 november1997 tot 21 januari 1998 ter selectie opgenomen geweest in het dr. F.S. Meijers Instituut te Utrecht.
Bij brief van 16 februari 1998 heeft de Minister appellant meegedeeld dat hij nog niet geplaatst kon worden in een tbs-inrichting. Daarbij heeft de Minister de termijn die appellant in een huis van bewaring kan doorbrengen (depassantentermijn) in afwachting van zijn plaatsing in een tbs-inrichting met drie maanden verlengd tot 16 mei 1998.
Bij beslissing d.d. 24 maart 1998 heeft de Minister besloten appellant te plaatsen in de Rijksinrichting "Veldzicht" te Balkbrug.

4. De standpunten
4.1 Het standpunt van appellant
Appellant voert -voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven- aan dat een langer verblijf als passant in een huis van bewaring voor hem moeilijk is vol te houden. Hij is bang dat daardoor zijn motivatie voor behandeling zalafnemen.

4.2 Het standpunt van de Minister
Namens de Minister is -voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven- aangevoerd dat appellant weliswaar te lang wacht op plaatsing in een tbs-inrichting, maar dat velen in dezelfde situatie als hij verkeren vanwege hetbestaande capaciteitstekort. Alleen als de psychische conditie van een tbs-passant zich verzet tegen een langer verblijf in een huis van bewaring, is plaatsing bij voorrang in een tbs-inrichting aangewezen. Daarvan is in appellantsgeval niet gebleken.

5. De beoordelinq:
5.1 Voor de beoordeling van het beroep zijn van belang de bepalingen van de Wet van 25 juni 1997 tot vaststelling van een Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden en overige verpleegden strafrechtstoepassing en daarmedeverband houdende wijzigingen van het Wetboek van Strafrecht en de Beginselenwet gevangeniswezen (Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden) (Stb. 1997, 280). Van deze Wet is art. 12 op 11 juli 1997 en zijn de overigebepalingen op 1 oktober 1997 in werking getreden (KB 5 juli 1997, Stb. 1997, 295).

5.2 Bij de beoordeling van het beroep moet het volgende worden vooropgesteld. Zoals de beroepscommissie in haar eerdere uitspraak d.d. 9 februari 1998, nummer C 97/28, heeft overwogen, moet worden aangenomen dat het de bedoeling vande wetgever is geweest dat in beginsel capaciteitstekort in de tbs-inrichtingen voor de Minister aanleiding kan vormen om de in art. 12, eerste lid, BTV genoemde termijn van zes maanden, waarbinnen een tbs-gestelde in eentbs-inrichting moet worden geplaatst, zo vaak als dit nodig is met drie maanden te verlengen. Een beslissing van de Minister tot verlenging van deze passantentermijn wegens capaciteitstekort leidt derhalve niet zonder meer totgegrondverklaring van het beroep.

5.3 Wel kan het beroep van een tbs-passant leiden tot gegrondverklaring als -voor zover hier van belang- zijn psychische situatie zodanig is dat hij als ongeschikt voor verblijf in een huis van bewaring moet worden aangemerkt en bijvoorrang dient te worden geplaatst in een tbs-inrichting. In dit verband dient dè beroepscommissie bij de behandeling van het onderhavige beroep tenminste te beschikken over door of vanwege de Minister te verstrekken pro justitiarapportage met betrekking tot de psychische conditie van de desbetreffende tbs-gestelde én een verklaring afkomstig van een medicus betreffende de vraag of de tbsgestelde gelet op zijn psychische toestand al dan niet geschikt is omlanger als passant in een huis van bewaring te verblijven.

5.4 De Minister heeft de beroepscommissie wel de gevraagde pro justitia rapportage toegezonden, maar geen verklaring van een arts inhoudende dat er gelet op de psychische conditie van appellant al dan geen bezwaar bestaat tegen eenverder verblijf in een huis van bewaring.

5 5 De beroepscommissie acht zich hierdoor onvoldoende ingelicht om thans appellants beroep te kunnen beoordelen. Zij houdt haar beslissing aan in afwachting van ontvangst van de gevraagde medische verklaring.

Op grond van het bovenstaande komt de beroepscommissie tot de volgende

6. Tussenbeslissinq
De beroepscommissie:
Stelt de Minister van Justitie in de gelegenheid om alsnog de onder 5.3 en 5.4 bedoelde medische verklaring over te leggen binnen een termijn van tien dagen.
Houdt de verdere uitspraak aan.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N.A.M. Schipper, voorzitter, mr. T.M. Halbertsma en drs. T. Jongsma, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 23 april 1998.

secretaris voorzitter

Naar boven