Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/3301/GB, 12 juni 2019, beroep
Uitspraakdatum:12-06-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer:         R-19/3301/GB

Betreft:            [klager]                                                           datum: 12 juni 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M.W. Bouwman, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een op 27 maart 2019 genomen beslissing van de Minister voor Rechtsbescherming (de Minister), en van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.  Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

De Minister heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar de zeer beperkt beveiligde inrichting (z.b.b.i.) afgewezen.

2.         De feiten

Klager is sinds 4 november 2016 gedetineerd. Hij verblijft in de gevangenis van de penitentiaire inrichting (p.i.) Krimpen aan den IJssel.

3.         De standpunten

3.1.      Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.

Het verzoek is afgewezen omdat bij klager na terugkomst van een verlof vier telefoons zijn aangetroffen. Klager stelt dat sprake is geweest van een eenmalig incident, waarvoor hij reeds gesanctioneerd is. In zijn optiek is te weinig gewicht toegekend aan zijn belangen bij een verblijf in een z.b.b.i. Klager meent geschikt te zijn voor een verblijf in een z.b.b.i. en benadrukt dat hij sinds zijn verblijf in de p.i. Krimpen aan den IJssel steeds in het plusregime heeft verbleven. Daarmee heeft hij laten zien wel geschikt te zijn en zich te kunnen conformeren aan de afspraken.

3.2.      Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.

Uit het selectieadvies volgt dat klager na het terugkeren van een algemeen verlof heeft geprobeerd vier smartphones naar binnen te smokkelen. Klager gaf aan de telefoons van iemand te hebben gekregen en dat de telefoons voor een medegedetineerde bestemd waren. Hij wilde niet zeggen voor wie de telefoons waren. Dergelijk handelen hoort niet bij gedetineerden in een z.b.b.i., waar zelfredzaamheid, verantwoordelijkheid en het nakomen van afspraken voorop staan. Het verzoek kon daarom in redelijkheid worden afgewezen.

4.         De beoordeling

4.1.      Op grond van artikel 2, eerste lid, van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (hierna: de Regeling) kunnen in zeer beperkt beveiligde inrichtingen of afdelingen gedetineerden worden geplaatst die een te verwaarlozen vlucht- of maatschappelijk risico vormen, aan wie een vrijheidsstraf van tenminste zes maanden is opgelegd, die in geval de veroordeling onherroepelijk is ten minste de helft van de opgelegde vrijheidsstraf hebben ondergaan dan wel in geval de veroordeling nog niet onherroepelijk is een tijd in voorlopige hechtenis hebben doorgebracht waarvan de duur ten minste gelijk is aan de helft van de opgelegde gevangenisstraf, die beschikken over een aanvaardbaar verlofadres, die een strafrestant hebben van ten minste zes weken en ten hoogste zes maanden en die zijn gepromoveerd. Op grond van het derde lid van de Regeling kunnen in afwijking van het eerste lid tevens voor plaatsing in een zeer beperkt beveiligde inrichting of afdeling in aanmerking komen, gedetineerden ten aanzien van wie een door de selectiefunctionaris akkoord bevonden voorstel voor deelname aan een penitentiair programma aanwezig is. Het verblijf in de zeer beperkt beveiligde inrichting direct voorafgaande aan de plaatsing in het penitentiair programma duurt maximaal zes maanden.

4.2.      Bij de plaatsing in zeer beperkt en beperkt beveiligde inrichtingen speelt de beoordeling of de gedetineerde geschikt is tot terugkeer in de samenleving, een belangrijke rol. Indicator bij de beoordeling daarvan is of de gedetineerde reeds eerder tijdens de huidige detentie met goed resultaat bewegingsvrijheid (onbegeleid) buiten de inrichting heeft genoten (algemeen verlof, schorsing van de preventieve hechtenis, incidenteel verlof, strafonderbreking), en of zich daarna omstandigheden hebben voorgedaan die aan deze indicator ernstig afbreuk doen. Gelet op het open karakter van de inrichting of afdeling spelen de aard, zwaarte en achtergrond van het gepleegde delict en de persoonlijkheid van de gedetineerde een rol bij de beoordeling of betrokkene geschikt is voor plaatsing in een zeer beperkt of beperkt beveiligde inrichting of afdeling (Stcrt. 2000, nr. 176).

4.3.      De Minister kon naar het oordeel van de beroepscommissie in redelijkheid tot het oordeel komen dat klager op dit moment niet geschikt is voor plaatsing in een z.b.b.i. Uit het dossier volgt immers dat klager recentelijk, na zijn tweede algemeen verlof in februari 2019, heeft geprobeerd een viertal telefoons de inrichting binnen te smokkelen. De ernst van deze gedraging biedt thans onvoldoende vertrouwen dat klager zonder de regels en voorwaarden te overtreden, kan omgaan met de vrijheden en verantwoordelijkheden die verbonden zijn aan een plaatsing in een z.b.b.i. Het beroep zal dan ook ongegrond worden verklaard.

5.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.W. Wabeke, voorzitter, mr. A.T. Bol en drs. M.R. van Veen, leden, in tegenwoordigheid van mr. R Smeijers, secretaris, op 12 juni 2019.

 

            secretaris         voorzitter

 

Naar boven