Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/2913/GA, 12 juni 2019, beroep
Uitspraakdatum:12-06-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

nummer:          R-19/2913/GA

betreft: [klager]            datum: 12 juni 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van de directeur van de penitentiaire inrichting (p.i.) Arnhem,  gericht tegen een uitspraak van 20 december 2018 van de beklagcommissie bij voormelde inrichting, gegeven op een klacht van […], verder te noemen klager, en van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, die in afschrift aan deze uitspraak is gehecht. De beroepscommissie heeft klager in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en de directeur van bovengenoemde inrichting om het beroep schriftelijk toe te lichten. De beroepscommissie heeft de directeur bij uitspraak van 2 februari 2019, R-19/2600/GA ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard in zijn beroep gericht tegen de uitspraak van de beklagcommissie op klagers klacht met kenmerk A-2018-421. De beroepscommissie ziet aanleiding deze misslag ongedaan te maken door middel van deze hersteluitspraak. De beroepscommissie zal daarom haar uitspraak van 2 februari 2019 intrekken en deze hersteluitspraak daarvoor in de plaats stellen. Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie

Het beklag betreft (voor zover aan de orde) de procedure met betrekking tot de beslissing het verzoek van klager tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof aan te houden (A-2018-421). De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2.         De standpunten

De directeur heeft het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht.
Navraag leert dat klager volgens zijn verlofschema op 14 september 2018 zijn eerste verlof mocht genieten. Op 23 augustus 2018 is zijn eerste verlofverzoek afgewezen. Volgens het schema mocht klager vanaf 9 november 2018 wederom op verlof. Op 8 november 2018 heeft klager een aanhoudingsbericht gekregen. Dit is zorgvuldig afgehandeld. Op 21 december 2018 zijn de uitslagen van de verdiepingsdiagnostiek ontvangen van de reclassering. Diezelfde dag is een beslissing genomen op klagers verlofaanvraag. De casemanager kan zich niet vinden in het beeld dat wordt geschetst. Er hebben vele gesprekken plaatsgevonden tussen de casemanager en klager en klager is altijd uitvoerig op de hoogte gesteld van nieuwe ontwikkelingen en de voortgang van het traject. Klager heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

3.         De beoordeling

De beklagcommissie heeft (voor zover in beroep aan de orde) geoordeeld dat de procedure rondom de verlofaanvraag onzorgvuldig en onvoldoende transparant is geweest, waardoor klager nodeloos lang heeft moeten wachten. De beroepscommissie kan zich niet verenigen met dit oordeel. Op basis van de stukken in het dossier kan niet worden vastgesteld dat niet adequaat is gehandeld ten aanzien van klagers verlofaanvraag. Hierbij neemt de beroepscommissie mede in aanmerking dat de directeur in beroep heeft toegelicht dat de casemanager veelvuldig met klager heeft gesproken over de ontwikkelingen rond zijn verloftraject. Het beroep van de directeur wordt daarom gegrond verklaard.

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie, voor zover daartegen beroep is ingesteld, en verklaart het beklag in zoverre alsnog ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. W.F. Korthals Altes, voorzitter, en mr. A.T. Bol  en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Smeijers, secretaris, op 12 juni 2019.

 

            secretaris         voorzitter

Naar boven