Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/2613/GV, 06 juni 2019, beroep
Uitspraakdatum:06-06-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

nummer:          R-19/2613/GV

betreft: [klager]                                   datum:6 juni 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift ingediend door mr. T.S. van der Horst namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een op 4 januari 2019 genomen beslissing van de Minister voor Rechtsbescherming (de Minister), en van de onderliggende stukken. De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager en zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten. Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van strafonderbreking afgewezen.

2.         De standpunten

Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.

Bij klager is een tumor geconstateerd en inmiddels is hij eraan geopereerd. Klager heeft een verzoek tot strafonderbreking gedaan om zijn behandeltraject buiten detentie te laten plaatsvinden. De Individueel Medisch Adviseur (IMA) heeft strafonderbreking geïndiceerd. De Minister heeft dit standpunt naast zich neergelegd en daarbij opgemerkt dat deze constatering zou zijn ingegeven door de wens van klager de operatie en het herstel buiten detentie plaats te laten vinden. Deze opmerking bevreemdt klager, omdat een medisch oordeel of een strafonderbreking geïndiceerd is, is voorbehouden aan de IMA. Dat de benodigde zorg voor het behandel- en hersteltraject na de operatie ook vanuit de inrichting geregeld kan worden, is onjuist. Klager was niet op de hoogte van het feit dat hij kennelijk niet zou mogen verblijven op het door hem opgegeven adres. Het is hem onduidelijk hoe de politie tot de conclusie is gekomen dat klager vluchtgevaarlijk is. Hij heeft nadere medische stukken overgelegd waaruit blijkt dat hij in het kader van zijn behandeling drie tot vier keer een hele week in het ziekenhuis moet worden opgenomen om zijn chemotherapie te voltooien.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.

Klager heeft strafonderbreking gevraagd voor één maand. De vrijhedencommissie van de penitentiaire inrichting Alphen te Alphen aan den Rijn heeft negatief geadviseerd i.v.m. het negatieve advies van de politie en de omstandigheid dat klager in het Justitieel Centrum voor Somatisch Zorg kan verblijven. De IMA geeft aan dat strafonderbreking geïndiceerd is. Na de operatie zal een herstelperiode nodig zijn, die niet goed te voorspellen is. In principe zou dat binnen detentie kunnen plaatsvinden, maar klager wil dat de operatie en hersteltraject buiten detentie plaatsvinden. De politie heeft negatief geadviseerd over het door klager opgegeven verlofadres. Klager heeft een verbod van de verhuurder gekregen zich op het verlofadres te begeven. Klagers inschrijving op het adres berust op valsheid in geschrift. Daarnaast is klager zeer vluchtgevaarlijk en is hij vaak spoorloos. De noodzaak tot strafonderbreking ontbreekt. De benodigde medische zorg kan binnen detentie verleend worden. Klager heeft inmiddels vanuit detentie de operatie ondergaan.

3.         De beoordeling

Klager ondergaat een vervangende hechtenis taakstraf van 68 dagen. Aansluitend dient hij drie subsidiaire hechtenissen te ondergaan van in totaal 23 dagen. Klagers einddatum valt op of omstreeks 16 augustus 2019. Op grond van artikel 34 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (de Regeling) kan strafonderbreking worden verleend wegens zodanig bijzondere omstandigheden in de persoonlijke sfeer, dat niet kan worden volstaan met een andere vorm van verlof. Op grond van artikel 37 van de Regeling kan strafonderbreking worden verleend wegens dringende redenen van lichamelijke of psychische aard, gelegen in de persoon van de gedetineerde, indien en voor zover de inrichtingsarts heeft bevestigd dat deze redenen aan de voortzetting van detentie in de weg staan. Uit de stukken blijkt weliswaar dat de IMA strafonderbreking op medische gronden geïndiceerd acht, maar de IMA heeft ook te kennen gegeven dat de operatie en hersteltraject van klager binnen detentie kunnen plaatsvinden. Inmiddels heeft klagers operatie in detentie plaatsgevonden. Het door hem opgegeven verlofadres is niet geschikt, nu de politie negatief heeft geadviseerd over het verlofadres. Klager is niet welkom op het adres, de verhuurder heeft hem een verbod opgelegd zich in de woning te begeven. Ook is klager vaak spoorloos en wordt hij vluchtgevaarlijk geacht. Gelet op het voorgaande heeft de Minister in het onderhavige geval in redelijkheid klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van strafonderbreking kunnen afwijzen. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. W.F. Korthals Altes, voorzitter, en mr. A.T. Bol  en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van bc. L. Vis-van Alff, secretaris, op 6 juni 2019

                                                                                                                                     

            secretaris         voorzitter

Naar boven