Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/2536/TB, 19 juni 2019, beroep
Uitspraakdatum:19-06-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

nummer:          R-19/2536/TB

betreft: [klager]                                                           datum: 19 juni 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. R. Schenk, namens […], verder te noemen klager,  gericht tegen een beslissing van 20 december 2018 van de Minister voor Rechtsbescherming, verder te noemen verweerder,  alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing. De beroepscommissie heeft verweerder in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman mr. R. Schenk om het beroep schriftelijk toe te lichten.  Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

Verweerder heeft klagers verzoek tot overplaatsing afgewezen.

2.         De feiten

Klager is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak ter beschikking gesteld (tbs) met bevel tot verpleging van overheidswege.
Klager is bij beschikking van 22 februari 2013 geplaatst in FPC Veldzicht. Vervolgens is klager bij beschikking van 7 januari 2014 overgeplaatst naar FPC De Rooyse Wissel. Bij besluit van 11 februari 2016 is klager in het kader van een observatie geplaatst in FPC Dr. S. van Mesdag (verder: FPC Van Mesdag). Bij beschikking van 9 mei 2017 is klager overgeplaatst naar FPC De Woenselse Poort. Verweerder heeft tenslotte op 23 augustus 2017 beslist klager over te plaatsen naar FPC Van Mesdag. Het daartegen gerichte beroep is bij RSJ 14 maart 2018, 17/2846/TB, ongegrond verklaard. Op 7 november 2018 heeft klager verzocht hem over te plaatsen naar een FPC meer in de buurt van zijn netwerk in de regio Den Haag, Rotterdam, Breda.

3.         De standpunten

Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Het is, anders dan FPC Van Mesdag aangeeft, niet zo dat klager vanwege zijn gedrag in een vierde tbs-inrichting verblijft. Klager wordt naar eigen zeggen niet goed behandeld in de kliniek. Klager zou geen groepsmens zijn maar dat klopt niet. Naar het idee van klager wordt hij juist gestraft voor het feit dat andere mensen op de afdeling een psychotische kwetsbaarheid hebben. Het zogenaamde ‘grensoverschrijdend gedrag’ is geknipt en geplakt uit eerdere rapportages en is niet op hem van toepassing. De contacten met het netwerk zijn er wel degelijk in tegenstelling tot hetgeen de kliniek vermeldt. Deze contacten zijn minder intensief dan klager zou wensen, maar dat heeft ook te maken met de afgelegen locatie van FPC Van Mesdag in relatie tot zijn netwerk. Dit is mede de reden van klagers verzoek om overplaatsing. Het contact met zijn netwerk zal na een overplaatsing naar een locatie dichter in de buurt dan ook wel degelijk intensiveren. Klager voelt zich in FPC Van Mesdag niet senang. Zo heeft een medepatiënt zich in een kort tijdsbestek meerdere malen ernstig denigrerend en racistisch jegens klager uitgelaten waardoor ruzie is ontstaan en heeft de kliniek daarop niet juist gereageerd. Ondanks het feit dat vast staat dat de medepatiënt de aanstichter was is klager gedurende vier dagen afgezonderd. Daarna is de medepatiënt overgeplaatst naar een andere kliniek. Klager realiseert zich dat een overplaatsing naar FPC De Kijvelanden niet gewenst is  vanwege het gewenste locatie- en contactverbod aldaar. Klager wenst hoe dan ook overgeplaatst te worden naar een andere locatie. Dat mag ook een locatie zijn in de omgeving van Arnhem/Nijmegen of weer terug naar de FPC De Rooyse Wissel.

Namens verweerder is inzake het beroep het volgende standpunt ingenomen. 

Het overplaatsingsverzoek is op goede gronden afgewezen. Zoals in de eerdere beroepsprocedure (17/2846/TB) naar voren is gebracht, beschikken alleen FPC Van Mesdag en FPC De Kijvelanden over een afdeling voor LVB-patiënten met een voldoende beveiligingsniveau en geschikt regime voor klager. Klager onderkent dat plaatsing in FPC De Kijvelanden geen optie is vanwege slachtofferbelangen. In de reactie van de FPC Van Mesdag op klagers overplaatsingsverzoek wordt gemeld dat er enige verbetering is in het functioneren van klager, maar dat betekent niet dat er nu andere mogelijkheden voor plaatsing worden gezien. Klager heeft ook niet onderbouwd hoe plaatsing elders verantwoord zou kunnen plaatsvinden. Bovendien ziet FPC Van Mesdag nog voldoende behandelmogelijkheden en is een aanvraag voor het verlenen van begeleid verlof ingediend. Klagers wens om dichterbij zijn netwerk te worden geplaatst is daaraan ondergeschikt. In het vervolgtraject kan de kliniek daar wel rekening mee houden.

4.         De beoordeling

Bij de overplaatsing van ter beschikking gestelden dient verweerder op grond van het ten tijde van de bestreden beslissing geldende artikel 11, tweede lid, van de Bvt in zijn overwegingen te betrekken:

a) de eisen die de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de ter beschikking gestelde voor de veiligheid van anderen dan de ter beschikking gestelde of de algemene veiligheid van personen of goederen stelt, en

b) de eisen die de behandeling van de ter beschikking gestelde gezien de aard van de bij hem geconstateerde gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens stelt.

Zoals in RSJ 14 maart 2018, 17/2846/TB is overwogen, zijn de enige inrichtingen die beschikken over een afdeling voor LVB-patiënten met een voldoende beveiligingsniveau en geschikt regime voor klager FPC De Kijvelanden en FPC Van Mesdag. Overplaatsing naar FPC De Kijvelanden is contra-geïndiceerd in verband met slachtofferbelangen, nu blijkens de stukken een of meer slachtoffers in de buurt van De Kijvelanden wonen en de aard en ernst van de indexdelicten maken dat het voorkomen van een confrontatie met een van de slachtoffers aangewezen is. In die beroepsprocedure is verder uitdrukkelijk gekeken naar alternatieve mogelijkheden voor klager, maar was geen sprake van een reële andere optie dan plaatsing in FPC Van Mesdag. Niet is gebleken dat dit nu anders zou zijn. Hierbij is in aanmerking genomen dat in de vorige beroepsprocedure aan de orde is geweest dat klager destijds vanwege een behandelimpasse vanuit De Rooyse Wissel is overgeplaatst en die inrichting gemotiveerd te kennen heeft gegeven er geen heil in te zien klager opnieuw een plaats te bieden.Tenslotte is van belang dat FPC Van Mesdag behandelmogelijkheden voor klager ziet en recent om een machtiging voor het verlenen van begeleid verlof bij verweerder heeft gevraagd. Het is aan de behandelaren te bepalen in hoeverre het in het kader van klagers behandeling van belang zal zijn dat zijn netwerk daarbij wordt betrokken. De wijze waarop invulling wordt gegeven aan een tbs-behandeling staat overigens niet ter beoordeling van de beroepscommissie. Het hiervoor overwogene in aanmerking genomen kan de bestreden beslissing, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

5.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A. van Holten, voorzitter, mr. M.J.H. van den Hombergh en mr. drs. L.C. Mulder, leden,  in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 19 juni 2019.

 

            secretaris                                 voorzitter                   

 

 

 

 

 

Naar boven