Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/3187/GB, 12 juni 2019, beroep
Uitspraakdatum:12-06-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer:         R-19/3187/GB

Betreft:            [klager]                                               datum: 12 juni 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. H.W. van Eeuwijk, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een op 18 maart 2019 genomen beslissing van de Minister voor Rechtsbescherming (de Minister), en van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.  Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

De Minister heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar het huis van bewaring (h.v.b.) van de locatie De Schie of de locatie Hoogvliet afgewezen.

2.         De feiten

Klager is sinds 23 december 2018 gedetineerd. Hij verblijft in het h.v.b. van de penitentiaire inrichting (p.i.) Alphen.

3.         De standpunten

3.1.      Namens klager is het beroep - samengevat - als volgt toegelicht.

Klager heeft begrip voor de aan artikel 24 van de Regeling selectie plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (de Regeling) ten grondslag liggende pragmatische/logistieke overwegingen dat preventief gehechten zo dicht mogelijk bij de rechtbank van vervolging gehuisvest dienen te worden. De verschillen in reisafstand tussen rechtbank van vervolging en de inrichtingen van klagers voorkeur zijn minimaal te noemen. De afstand tussen de locatie De Schie en de rechtbank van vervolging is zelfs minder dan de afstand tussen de rechtbank en de inrichting waar klager op dit moment verblijft. Door de voorgestelde overplaatsing wordt dan ook niet afgeweken van de doelstelling. Bovendien geschiedt plaatsing ‘bij voorkeur’ in een inrichting gelegen in het arrondissement van vervolging. Van een dwingende regel is geen sprake.

3.2.      Namens de Minister is de bestreden beslissing - samengevat -  als volgt toegelicht.

Klager, die preventief is gehecht voor het arrondissementsparket Den Haag, is conform het bepaalde in artikel 24, eerste lid, van de Regeling geplaatst in het h.v.b. van de p.i. Alphen. Het Openbaar Ministerie heeft positief geadviseerd ten aanzien van klagers verzoek, maar dit advies ziet enkel op het verblijf van eventuele medeverdachten in de inrichting van voorkeur. Hoewel er begrip is voor de omstandigheid dat plaatsing in de p.i. Alphen extra reistijd voor klagers bezoek met zich meebrengt, wordt niet duidelijk dat het bezoek niet tot reizen in staat zou zijn. Daarbij brengt het ondergaan van detentie met zich mee dat het contact met relaties buiten de inrichting moeilijker verloopt.

4.         De beoordeling

4.1.      Klager behoort, gelet op zijn status als preventief gehechte, tot de categorie gedetineerden voor opneming van wie de huizen van bewaring zijn bestemd.

4.2.      Klager is conform artikel 24, eerste lid, van de Regeling preventief gehecht in de p.i. Alphen in verband met een strafvervolging in het arrondissement Den Haag. Tenzij zich bijzondere omstandigheden voordoen vindt preventieve hechtenis plaats in de nabijheid van het parket en de rechterlijke instantie waar de strafvervolging plaatsvindt. Klager verzoekt om overplaatsing naar een h.v.b. gelegen in een arrondissement aanpalend aan het arrondissement waar de strafvervolging plaatsvindt, maar heeft dit verzoek naar het oordeel van de beroepscommissie onvoldoende onderbouwd. Niet dan wel onvoldoende is gebleken waarom zijn bezoek niet tot reizen in staat zou zijn. Daarbij is de afstand tussen de regio Rotterdam en de p.i. Alphen niet onoverkomelijk. De bestreden beslissing kan dan ook, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.

5.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.W. Wabeke, voorzitter, mr. A.T. Bol en drs. M.R. van Veen, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Smeijers, secretaris, op 12 juni 2019.

 

            secretaris         voorzitter

 

Naar boven