nummer: R-18/2272/GA
betreft: [Klager] datum: 19 juni 2019
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. F.L.C. Schoolderman, namens [Klager], verder te noemen klager, gericht tegen een uitspraak van 17 september 2018 van de beklagcommissie bij de locatie Sittard, alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep die in afschrift aan deze uitspraak is gehecht. Ter zitting van de beroepscommissie van 15 maart 2019, gehouden in de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught, is gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. M.A. Prins. Voorts is gehoord […], juridisch medewerker bij de locatie Sittard. Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
a. de oplegging van een ordemaatregel van vijf dagen observatie door middel van cameratoezicht, ingaande 26 februari 2018 wegens het vermoeden dat klager contrabande rectaal heeft verstopt en weigerde mee te werken aan het laten maken van een röntgenfoto en een disciplinaire straf van negen dagen opsluiting in een strafcel ingaande 26 februari 2018 vanwege het niet willen meewerken aan het laten maken van een röntgenfoto en het meermalen bedreigen van het personeel (G-2018-000155);
b. een disciplinaire straf van zeven dagen opsluiting in een strafcel ingaande 4 april 2018 vanwege het onttrekken aan het toezicht en het trappen tegen de celdeur (G-2018-000333);
c. de oplegging van een ordemaatregel van plaatsing in een afzonderingscel voor de duur van vijf dagen met zeef en cameratoezicht, ingaande 15 mei 2018, wegens het vermoeden dat klager tijdens het bezoek contrabande in ontvangst heeft genomen (G-2018-000462).
De beklagcommissie heeft het beklag onder a. b. en c. ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt – kort en zakelijk weergegeven – toegelicht. Met betrekking tot het beklag met beklagnummer G-2018-000155 wordt het volgende naar voren gebracht. Tijdens het ondergaan van de disciplinaire straf is klager niet bezocht door een arts. Klager heeft wel aangegeven dat hij wilde worden bezocht door een arts. Pa na 36 uur is hij voor het eerst bezocht. Verder is de opgelegde straf met terugwerkende kracht opgelegd. Volgens vaste jurisprudentie is het niet mogelijk een straf met terugwerkende kracht op te leggen.
Met betrekking tot het beklag met beklagnummer G-2018-000333 wordt het volgende naar voren gebracht. De straf die aan klager is opgelegd is te hoog. Klager is vanuit de bibliotheek meegelopen met andere gedetineerden. Klager stond vervolgens met een andere gedetineerde te praten. Hij stond met een andere gedetineerde in diens cel. Er kwam toen een bewaarder en die deelde klager mede dat klager zich had onttrokken aan het toezicht. Hij wilde graag weten waarom hij werd gestraft, maar toen hij dat vroeg, werd de deur van de cel direct dichtgegooid. Klager heeft vervolgens even gebonkt op de deur, omdat hij graag een reactie wilde. Voor klager is het onduidelijk waarom hij werd gestraft. Daarnaast is de straf die is opgelegd te zwaar. Daarnaast is er afgeweken van de landelijke sanctiekaart, zonder dat dit afdoende is gemotiveerd. Met betrekking tot het beklag met beklagnummer G-2018-000462 wordt het volgende naar voren gebracht. Klager werd tijdens het bezoek overgebracht naar een fouilleerkamer. Daar is hij uitgekleed en hij is toen onderzocht. Daar is evenwel niets gevonden. Klager werd niettemin op de zeef gezet. Voor hem was niet duidelijk waarom dat moest. Uiteindelijk is klager, waar zijn gezin bij zat, met zes man afgevoerd. Er was geen indicatie dat klager iets ingeslikt zou hebben. Verder wordt door de directeur gesteld dat klager niet wenste mee te werken om naar het ziekenhuis voor nader onderzoek te worden gebracht. Klager wenste niet direct mee te werken, maar wilde de volgende dag wel zijn medewerking verlenen.
Namens de directeur is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt – kort en zakelijk weergegeven – toegelicht. Met betrekking tot het beklag met beklagnummer G-2018-000155 wordt het volgende naar voren gebracht. De straf is inderdaad met terugwerkende kracht opgelegd. Er waren bepaalde omstandigheden die dit rechtvaardigen. Er was namelijk sprake van een grote spitactie in de gehele p.i. Er was namelijk een melding dat iemand een vuurwapen binnen de p.i. heeft gebracht. Dat is de reden dat de straf met terugwerkende kracht is opgelegd. Verder was het duidelijk dat klager niet wenste mee te werken. Er is hem een voorstel gedaan voor een onderzoek dat zou worden uitgevoerd in het ziekenhuis. Klager heeft dit geweigerd. Klager kan niet zomaar wanneer hij dat wil naar het ziekenhuis worden vervoerd. Eerst moet een duidelijke afspraak met het ziekenhuis worden gemaakt. Met betrekking tot het beklag met beklagnummer G-2018-000333 wordt het volgende naar voren gebracht. Voordat klager naar de bibliotheek ging, was er sprake van een akkefietje tussen hem en een andere gedetineerde. Klager was ineens weg. Later is gebleken dat hij bij een andere gedetineerde op cel zat. De straf is hoger, omdat sprake is van recidive en hij op de deur heeft gebonkt. Met betrekking tot het beklag met beklagnummer G-2018-000462 wordt het volgende naar voren gebracht. Er was een vermoeden dat klager iets kreeg overhandigd. Om klager te monitoren, is een ordemaatregel opgelegd.
3. De beoordeling
Klachtnummer G-2018-000155 Hetgeen in beroep is aangevoerd ten aanzien van de opgelegde ordemaatregel kan – voor zover dat is komen vast te staan – naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard. Ten aanzien van de opgelegde disciplinaire straf overweegt de beroepscommissie als volgt. In de schriftelijke mededeling van de opgelegde disciplinaire straf staat dat de straf is ingegaan op 26 februari 2018. De schriftelijke mededeling dateert van 27 februari 2018 en is ook op die dag ondertekend. Gelet hierop is de disciplinaire straf met terugwerkende kracht opgelegd. Volgens vaste jurisprudentie van de RSJ kan een disciplinaire straf op grond van de Pbw niet met terugwerkende kracht worden opgelegd (vgl. RSJ 19 oktober 2016, 16/1257/GA). Reeds om die reden zal het beroep gegrond worden verklaard. Aan klager zal evenwel geen financiële tegemoetkoming worden toegekend, omdat de disciplinaire straf is opgeschort en dus niet ten uitvoer is gelegd op 26 februari 2018. Klachtnummer G-2018-000333 Op grond van artikel 51, eerste lid, aanhef en onder a jo. artikel 50, eerste lid van de Pbw kan de directeur een gedetineerde een disciplinaire straf van opsluiting in een strafcel dan wel een andere verblijfsruimte opleggen, indien de gedetineerde betrokken is bij feiten die onverenigbaar zijn met de orde of de veiligheid in de inrichting dan wel met de ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming. Uit de inlichtingen van de directeur wordt voldoende aannemelijk dat klager zich heeft onttrokken aan het toezicht en dat hij, toen hij in een cel werd geplaatst, tegen een deur heeft getrapt c.q. gebeukt. Dit gedrag is in beginsel strafwaardig. Gelet daarop kon de directeur een disciplinaire straf opleggen. Aan klager is een disciplinaire straf opgelegd van zeven dagen strafcel.
Voor het onttrekken aan het toezicht geldt volgens de landelijke sanctiekaart 2016 een maximale disciplinaire straf van zeven dagen opsluiting op eigen cel. De beroepscommissie stelt vast dat de directeur is afgeweken van dit landelijke kader, nu een disciplinaire straf van opsluiting in een strafcel is opgelegd. In beginsel kan de directeur ten nadele van klager afwijken van de sanctiekaart, maar dit dient te worden gemotiveerd in de beslissing. De overwegingen van de directeur dienen voor klager kenbaar te zijn. Klager heeft in de groep kenbaar gemaakt dat hij een ander zou triggeren om een vechtpartij aan te gaan. Nadat een medewerker reageerde op een vraag van een medegedetineerde waardoor zijn aandacht gericht is op een medegedetineerde, is hij klager uit het oog verloren. Later bleek dat klager op cel 25 was met een andere gedetineerde en dat hij door een medewerker is ingesloten. Aan klager is toen een verslag aangezegd, omdat hij zich heeft onttrokken aan het toezicht. Nadat de celdeur werd gesloten, begon klager hard tegen de deur aan te trappen, reden waarom hij is geplaatst in een isoleercel. Gelet op het voorgaande is de beroepscommissie van oordeel dat de directeur afdoende heeft gemotiveerd waarom er is gekozen voor een hogere straf dan hetgeen als uitgangspunt geldt blijkens de landelijke sanctiekaart. Het beroep zal dan ook ongegrond worden verklaard. Klachtnummer G-2018-000462 Hetgeen in beroep is aangevoerd kan – voor zover dat is komen vast te staan – naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep onder a. betreffende de opgelegde ordemaatregel en onder c. ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie. De beroepscommissie verklaart het beroep onder a. betreffende de opgelegde disciplinaire straf gegrond, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag ten aanzien van dit onderdeel alsnog gegrond. Zij kent klager geen tegemoetkoming toe. De beroepscommissie verklaart het beroep onder b. ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie, met verbetering van de gronden
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.W. Wabeke, voorzitter, J. Schagen MA en drs. J.E. Wouda, leden, in tegenwoordigheid van mr. A. de Groot, secretaris, op 19 juni 2019.
secretaris voorzitter