Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-18/1057/GA, 12 april 2019, beroep
Uitspraakdatum:12-04-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 nummer:         R-18/1057/GA

betreft: [klager]                        datum: 12 april 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van de directeur van de penitentiaire inrichting (p.i.) Leeuwarden, gericht tegen een uitspraak van 1 juni 2018 van de beklagcommissie bij voormelde p.i., gegeven op een klacht van […], verder te noemen klager, alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep die in afschrift aan deze uitspraak is gehecht. De beroepscommissie heeft klager alsmede zijn raadsmanvrouw mr. K. Bruns in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en de directeur om het beroep schriftelijk toe te lichten. Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie

Het beklag betreft een disciplinaire straf van drie dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel zonder televisie, wegens werkweigering en het uiten van verbale en fysieke agressie (LW-2018-143). De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard en een tegemoetkoming toegekend van € 22,50 op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2.         De standpunten van de directeur en klager

De directeur heeft in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt – kort en zakelijk weergegeven – toegelicht. De voorzitter van de beklagcommissie treedt met de uitspraak in de zetel van de directie die het rapport dient af te handelen en gaat voorbij aan de zorgplicht die de directie heeft tegenover het personeel, waaronder het waarborgen van de veiligheid. Het personeel heeft gehandeld volgens protocol en klager een rapport aangezegd nadat gebleken was dat klagers stelling onjuist was. Hierop is klager ingesloten in afwachting van de rapportafhandeling waarna hij zich verbaal agressief en fysiek bedreigend uitte. Klager had tijdens het hoorgesprek met de directie kunnen uitleggen dat het een misverstand betrof en dat hij bereid was om naar de arbeid te gaan. Voorts heeft de directie in het opleggen van de disciplinaire straf het hele verhaal meegenomen. Klager dacht op grond van een misverstand vrij te zijn van de arbeid en heeft bij de aanzegging van een rapport grensoverschrijdend gedrag laten zien. Klagers gedrag wordt absoluut niet getolereerd in de p.i. en hij is hiervoor dan ook gesanctioneerd. Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt – kort en zakelijk weergegeven – toegelicht. Er was geen sprake van werkweigering. Klager had van een medewerker toestemming gekregen om niet naar de arbeid te gaan. Blijkbaar is dit niet goed gecommuniceerd met de werkmeester. Klager heeft laten weten dat hij alsnog wilde gaan werken, maar dit mocht niet van de afdelingsmedewerker. Klager heeft toen verzocht om het hoofd van de afdeling arbeid te spreken, maar ook dit werd hem niet toegestaan. Klager mocht gerechtvaardigd vertrouwen op de toezegging van de medewerker. De medewerkers hebben geweigerd in gesprek te gaan met klager en hebben hem direct een rapport gegeven. De afdelingsmedewerkers hebben onzorgvuldig gehandeld door niet na te gaan of er mogelijk een misverstand was ontstaan over de afspraak met klager. De escalatie die daarop volgde, is te wijten aan de afdelingsmedewerkers. Voorts was klager boos, maar heeft hij de afdelingsmedewerkers niet bedreigd.

3.         De beoordeling

De beroepscommissie overweegt dat klagers aanvankelijke werkweigering mogelijk berustte op een misverstand. Echter, klager heeft tijdens het insluiten dat daarop volgde onacceptabel agressief gedrag vertoont. Deze gedragingen rechtvaardigen de oplegging van een disciplinaire straf. Voorts overweegt de beroepscommissie dat een schriftelijk verslag niet op ambtseed maar naar waarheid wordt opgemaakt (zie RSJ 4 juni 2015, 15/0636/GA). De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog ongegrond.

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.A.M. de Wit, voorzitter, mr. A. van Holten en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.C. Vogel, secretaris, op 12 april 2019.

 

            secretaris         voorzitter

 

 

Naar boven