Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 00/0446/GM en 00/0518/GM, 25 juli 2000, beroep
Uitspraakdatum:25-07-2000

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 00/446/GM en 00/518/GM

betreft: [klager] datum: 25 juli 2000

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (PM) heeft kennis genomen van een op 6 januari 2000 en een op 6 maart 2000 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

beide gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de penitentiaire inrichting (p.i.) "De Geniepoort" te Alphen aan den Rijn,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag d.d. 14 december 1999 en het verslag d.d. 24 februari 2000 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Justitie.

Op 16 mei 2000 is klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. E. Ramakers, gehoord door de voorzitter van de beroepscommissie in de p.i. „Overmaze“ te Maastricht, van welk horen verslag is opgemaakt.
De inrichtingsarts verbonden aan de p.i. "De Geniepoort" heeft een schriftelijke reactie op beide beroepen gegeven. Hij heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid te reageren op het verslag van het horen van klager.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in de verzoeken om bemiddeling aan de medisch adviseur d.d. 31 oktober 1999 en 4 januari 2000, betreft de adviezen van de inrichtingsarts aan de directeur om klagers verblijf in afzondering te bevelenvanwege zijn weigering mee te werken aan de tbc-controle en dit verblijf voort te zetten gelet op het in die p.i. geldende tbc-protocol waarop het handelen jegens klager was gebaseerd.

2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Door en namens klager is, onder verwijzing naar de schriftelijke toelichtingen, het volgende aangevoerd:
De arts baseert zich met zijn adviezen op het zogenoemde tbc-protocol, zoals dat in deze inrichting gold. Dit protocol was destijds opgesteld toen de inrichting nog geheel huis van bewaring was en gedetineerden uit de vrijemaatschappij werder opgenomen. Klager verbleef echter in het gedeelte van de p.i. dat naderhand als gevangenis is aangewezen. Het tbc-protocol is toen evenwel niet aangepast, zodat klager, na overplaatsing vanuit een anderegevangenis, opnieuw op tbc moest worden gescreend. In geen enkele andere p.i. bestaat een dergelijke verplichting na een overplaatsing. Klager wilde geen röntgenfoto en stelde een Mantoux-prik voor. Dat kon aanvankelijk niet. Nadatde afzondering – vanwege klagers weigering – drie weken had geduurd stelde de arts alsnog een Mantoux-prik voor, onder mededeling dat klager dan nog wel enige tijd in afzondering moest blijven. Dit vond klager te gek, gelet op dehele voorgeschiedenis, en weigerde ook deze prik. Van 18 tot 27 oktober 1999 verbleef hij in het Penitentiair Ziekenhuis, na terugkeer waaruit hij op advies van de arts wederom werd afgezonderd vanwege zijn weigering inzaketbc-controle. Deze gang van zaken achtte hij in strijd met de beleidslijn inzake tbc-controle zoals die is opgesteld door dokter [...] en door prof. Kelk wordt onderschreven. Dokter Van der Heide handelt, door het protocol van DeGeniepoort goed te keuren, in strijd met die beleidslijn, als gevolg waarvan nog steeds gedetineerden in deze inrichting ten onrechte aan röntgenstraling worden blootgesteld. De inrichtingsarts heeft evenzo ten onrechte hettbc-protocol gevolgd en had tegen het voortduren van de afzondering moeten opkomen toen deze in verband met de tbc-controle niet meer noodzakelijk was.
Overigens is niet met elkaar in overeenstemming hetgeen de arts schrijft in zijn brief (aan de directeur van de p.i.) van 14 oktober 1999, waarin hij stelt dat klager op cel blijft totdat hij voor een tbc-onderzoek is geweest, en deinhoud van zijn aan de Centrale Raad gerichte brief van 1 februari 2000, inhoudende dat klager in afzondering bleef totdat uitsluiting van tbc kon worden vastgesteld. Tenslotte wordt gewezen op de bijzondere positie van dokter[...], die enerzijds de inrichting adviseert en anderzijds bemiddelt bij klachten van gedetineerden. De advisering tast de geloofwaardigheid van de bemiddeling aan.

De inrichtingsarts heeft het volgende standpunt ingenomen:
Bij klagers binnenkomst in de p.i. op 10 september 1999 bleek er geen recent bewijs aanwezig dat hij op tbc was gecontroleerd. Hem is uitgelegd dat hij overeenkomstig het tbc-protocol een röntgen-controle diende te ondergaan, dochhij weigerde hieraan mee te werken. In deze weigering volhardde hij, ook na zijn tijdelijke plaatsing in het penitentiair ziekenhuis, terwijl hij de alternatieve controlemogelijkheid van de Mantoux-prik eveneens afwees.
Gesteund door een advies van het departement over deze materie, is besloten klager in afzondering te houden tot uitsluiting van tbc kon worden vastgesteld. Er is alles aan gedaan om klager te overreden om het tbc-onderzoek te latenplaatsvinden.

3. De beoordeling
De beroepscommissie overweegt dat klager, die reeds jaren achtereen is gedetineerd, vanuit de gevangenis van de p.i. „Overmaze“ te Maastricht is overgeplaatst naar de gevangenis van de p.i. „De Geniepoort“. Niet aangevoerd ofanderszins gebleken is dat klager in „Overmaze“ last had van klachten die zouden kunnen duiden op een tbc-besmetting.

Bij klagers inkomst in de onderhavige inrichting, in het bijzonder bij zijn intake door de medische dienst, is ten aanzien van hem gehandeld overeenkomstig het door deze p.i. opgestelde ‘protocol tuberculose’. Dit protocol noemt alsuitgangspunt:
‘Het beleid binnen de Geniepoort is dat alle gedetineerden binnen een week gescreend worden op TBC door middel van een thorax-foto, omdat er onder hen een verhoogd risico bestaat op TBC.’
Onder ‘Werkwijze en uitvoering’ van het protocol staat, voorzover van toepassing, onder meer vermeld:
‘bij elke gedetineerde wordt bij binnenkomst medegedeeld dat er een TBC foto zal worden gemaakt en wat de gevolgen zijn wanneer hij niet aan dit onderzoek meewerkt (isolatie op cel tot hij wel meewerkt aan het onderzoek).’ Envoorts:
‘Een gedetineerde die uit een andere inrichting wordt overgeplaatst en die een schriftelijke bevestiging van een andere GGD m.b.t. de uitslag van een X-thorax in zijn dossier heeft, hoeft in de Geniepoort niet meer op de foto (mitsde uitslag natuurlijk negatief is en de foto niet meer dan een half jaar geleden gemaakt is).’

De beroepscommissie overweegt ten aanzien van dit protocol dat het in zoverre reeds als onjuist c.q. onvolledig moet worden aangemerkt, dat het als uitgangspunt genoemde beleid ‘dat alle gedetineerden binnen een week gescreendworden op TBC’ slechts van toepassing mag zijn op gedetineerden die afkomstig zijn uit de vrije maatschappij. Voorts mag het niet-meewerken aan het tbc-onderzoek slechts tot isolatie op cel leiden zolang nog geen duidelijkheid isverkregen over de aan- of afwezigheid van tbc en derhalve niet tot betrokkene alsnog meewerkt aan het onderzoek.

De beroepscommissie overweegt dat klager op advies van de medische dienst in afzondering is geplaatst nadat hij bij binnenkomst in de inrichting had geweigerd een röntgenfoto te laten maken. Dit advies werd gegeven op grond van hetin de inrichting bestaande protocol. Voor de eerste controle kan niet aan de arts worden tegengeworpen dat het protocol tevens ziet op gedetineerden die uit een gevangenis afkomstig zijn. Nu voor de beroepscommissie op grond van deverstrekte informatie aannemelijk is geworden dat ondanks navraag in verschillende p.i.-en niet kon worden achterhaald of en zo ja wanneer klager eerder op tbc was gescreend, kan dit advies niet als onzorgvuldig in de zin vanartikel 28 PM worden aangemerkt.
Deze afzondering had met het oog op het verkrijgen van de vereiste duidelijkheid niet langer dan twee, hooguit drie weken mogen duren, nu na deze termijn, bij blijvende afwezigheid van klachten, de kans op het besmet zijn zeergering is geworden. Dit betekent dat het tot de verantwoordelijkheid van de inrichtingsarts behoorde om in te grijpen in het na die periode (doen) voortduren van klagers verblijf in afzondering, zoals dat was gebaseerd opeerdergenoemd protocol. Het door de medische dienst gegeven advies om klagers afzondering voort te zetten toen hij na een kortdurend verblijf in het penitentiair ziekenhuis op of omstreeks 27 oktober 1999 weer in „De Geniepoort“kwam moet als onzorgvuldig in de zin van artikel 28 PM worden aangemerkt.
De beroepscommissie komt op grond van het vorenoverwogene tot het oordeel dat het beroep van klager gedeeltelijk gegrond is. Zij acht voorts termen aanwezig om klager vanwege deze gegrondverklaring enige tegemoetkoming toe tekennen, welke zij bepaalt op f. 50,-.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond.
Zij bepaalt de aan klager ten laste van de p.i. „De Geniepoort“ toekomende tegemoetkoming op f. 50,- (vijftig gulden).

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema, voorzitter, prof. dr. F.H.L. Beyaert en prof. dr. L.A.J.M. van Eck, leden, in tegenwoordigheid van mr. F.H.L. Cusell-te Gussinklo, secretaris, op 25juli 2000.

secretaris voorzitter

Naar boven