Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 03/2111/JB, 19 november 2003, beroep
Uitspraakdatum:19-11-2003

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 03/2111/JB

Betreft: [klager] datum: 19 november 2003

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 78, eerste lid, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen (Bjj) heeft kennis genomen van een op 5 september 2003 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingedienddoor mr. J.W.G.M. Kral, namens

[...], geboren op [1985], verder te noemen klaagster,

gericht tegen de beslissing d.d. 29 augustus 2003 van de selectiefunctionaris tot ongegrondverklaring van klaagsters bezwaar tegen de beslissing van de selectiefunctionaris om klaagster te plaatsen in de gesloten behandelinrichtingStichting Fentrop Jongerenhuis Harreveld, sector Alexandra, te Almelo,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Ter zitting van de beroepscommissie van 27 oktober 2003, gehouden in de justitiële jeugdinrichting (j.j.i.) Den Engh te Den Dolder zijn gehoord klaagster, bijgestaan door haar raadsman, mr. J.W.G.M. Kral, en de selectiefunctionaris,de heer [...], bijgestaan door mevrouw mr. drs. [...], juridisch medewerker bij het ministerie van Justitie. Voorts waren aanwezig klaagsters ouders, mevrouw [...] en de heer [...]. Haar oma, mevrouw [...], heeft de zitting alstoehoorder bijgewoond.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift d.d. 18 juli 2003 namens klaagster gericht tegen de beslissing haar te plaatsen in gesloten behandelinrichting Stichting Fentrop Jongerenhuis Harreveld, sector Alexandra,(hierna: Harreveld) te Almelo ongegrond verklaard.

2. De feiten
Klaagster is sedert 12 september 2002 gedetineerd. Bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak d.d. 29 april 2003 is aan klaagster negen maanden jeugddetentie en de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen(hierna: p.i.j.-maatregel) opgelegd. De tenuitvoerlegging van de maatregel is ingegaan op 9 juni 2003.

Klaagster verbleef in de opvanginrichting Het Poortje te Groningen.
Vanuit deze inrichting is zij geselecteerd voor de normaal beveiligde afdeling Alexandra van de behandelinrichting Harreveld. Op 14 juli 2003 is zij daar geplaatst.

3. De standpunten
Namens klaagster is het beroep tegen de beslissing van de selectiefunctionaris als volgt toegelicht.
De rechtbank heeft op grond van deskundigenrapportages een duidelijk advies gegeven: plaatsing in Willem Barentsz, afdeling van de GGZ-instelling Altrecht te Den Dolder. Aan de plaatsing is een tweede rechtbankzitting gewijd. Deaanvankelijke keus voor Cathamaran te Eindhoven, een naar later bleek voor jongens bestemde inrichting, is ingegeven door de voor klaagsters problematiek geschikte behandelmethodes. Vervolgens is na het aanvullende rapport d.d. 5april 2003 van de psychiater van de Forensisch Psychiatrische Dienst (FPD) te Assen -dit wordt ter zitting aan de beroepscommissie en de selectiefunctionaris overgelegd- de keus gevallen op Willem Barentsz. De officier van justitiewas aanvankelijk gekant tegen een open/besloten plaatsing, maar is mede op grond van de rapportage van Het Poortje in het advies van de rechtbank meegegaan. Diezelfde beweging heeft de gezinsvoogd gemaakt. De ouders waren blij datklaagster op kleinere afstand van hun woonplaats behandeld zou worden. Voor het contact met haar ouders en haar resocialisatie is ook klaagster daarbij gebaat. Harreveld is te ver. De forensisch psychiater acht plaatsing in WillemBarentsz weliswaar minder geïndiceerd, omdat deze afdeling in een opstartfase verkeert en klaagsters problematiek daarvoor te ernstig lijkt, doch plaatsing in de orthopsychiatrische afdeling Fjord van de GGZ-instelling Bavo acht zijwegens de lange wachttijden niet aangewezen. Behandeling in Harreveld komt haars inziens minder in aanmerking vanwege klaagsters psychiatrische problematiek. De jeugdpsychiater van Willem Barentsz heeft de raadsman verklaard, andersdan de selectiefunctionaris stelt, dat zijn afdeling klaagster een behandeltraject van meer dan een jaar kan bieden. Daarenboven is, gelet op de rapportage van Het Poortje en de behandelplanbespreking in Harreveld, het uitgangspuntvan de selectiefunctionaris, dat de maatregel zes jaar zal duren, voorbarig. Klaagster wordt gezien als een modelpupil en is gemotiveerd voor behandeling. Dat laatste geldt in het bijzonder voor behandeling in Willem Barentsz. Hetgevaar van een open inrichting is altijd aanwezig, maar de officier van justitie tilt in het geval van klaagster daaraan niet zwaar. De plaatsing in Harreveld is zowel voor klaagster als voor de ouders een vervelende verrassinggeweest. Alle betrokkenen zijn overigens overtuigd van de noodzaak tot behandeling.

Door klaagster is het beroep tegen de beslissing van de selectiefunctionaris als volgt toegelicht. Hoewel zij het heel erg naar haar zin heeft in Harreveld heeft behandeling in Willem Barentsz haar voorkeur, omdat zij daar meervrijheden zal hebben, een normaal leven kan leiden en naar haar ouderlijk huis zal kunnen gaan. In Harreveld krijgt zij pas na een jaar verlof. Zij zal zich niet verzetten tegen voortzetting van haar verblijf in Harreveld, maar zijis teleurgesteld dat haar beloftes zijn gedaan die niet worden nagekomen. Het gaat ook op school goed met haar. Ten onrechte wordt een recidiverisico aangenomen, maar daarvan kan niet blijken als zij in een gesloten inrichtingverblijft. Zij ondergaat thans opnieuw een persoonlijkheidsonderzoek, omdat bij het vorige veel is misgegaan.

De moeder van klaagster merkt op dat zij ondanks talloze hulpvragen in het verleden nooit hulp heeft gekregen. Niet alleen klaagster treft schuld. Zij zelf is uit angst haar dochter kwijt te raken veel te zacht voor haar geweest.Klaagster heeft terecht straf gekregen, maar nu zij het al zo lang goed doet, verdient zij een open/besloten plaatsing, zodat zij eenmaal per maand naar huis kan. Zij zal de kans moeten krijgen het buiten waar te maken. Op grond vande onderzoeken is plaatsing in een open/gesloten setting beloofd. Als daaraan gevolg wordt gegeven, hoeft het niet per se Willem Barentsz te zijn. Zij verwacht dat mede door haar hardere opstelling verlof zal slagen. Klaagstershuidige begeleidster trekt mede op grond van het langdurig goed functioneren de diagnose borderline in twijfel.

Ook klaagsters vader acht de tijd rijp om haar vrijheden te verlenen. Tijdens de behandelplanbespreking heeft Harreveld gezegd dat zij haar nauwelijks behandelen, omdat zij een modelpupil is. Dan moet toch een andere plaatsingdenkbaar zijn. Klaagsters angst dat haar directe omgeving haar zou laten vallen is niet terecht gebleken. Iedereen steunt haar.

Namens de selectiefunctionaris is de beslissing als volgt toegelicht.
De noodzaak klaagster te behandelen staat voor niemand ter discussie, slechts de plaats waar dat dient plaats te hebben. Spijtig dat de selectiefunctionaris niet heeft kunnen beschikken over de thans ter zitting overgelegderapportage. Hieruit blijkt dat er ten aanzien van Willem Barentsz aarzeling bestaat wegens de opstartfase aldaar.
Met betrekking tot de duur van de maatregel wordt opgemerkt dat voor kinderen met delicten als van klaagster en de problematiek waarmee zij kampt, een behandeling van zes jaar niet uitzonderlijk is. Mogelijk is voor klaagster, nuhet zo goed met haar lijkt te gaan, een behandeling van kortere duur weggelegd. De voortgang van de behandeling is bepalend voor het moment waarop vrijheden worden toegekend. De rechtbank heeft geadviseerd de p.i.j.-maatregel bijvoorkeur ten uitvoer te leggen in de 'Rijksbehandelinrichting voor jeugdigen Willem Barentsz te Den Dolder'. Een rijksbehandelinrichting betreft altijd een justitiële jeugdinrichting. Willem Barentsz is een open GGZ-instelling enbetekent voor klaagster voor wat betreft vrijheden een te grote stap. Gebleken is dat de adviseurs onvoldoende inzicht hebben in alle behandelmogelijkheden binnen en buiten Justitie, alsmede in de mogelijkheden die Harreveld biedtterzake van psychiatrische problematiek. De selectiefunctionaris beslist op grond van de dossierstukken. Daarin is sprake van ernstige feiten. Na de uitspraak van de rechtbank is het de verantwoordelijkheid van de Minister omklaagster te plaatsen. Harreveld heeft een landelijke bestemming voor (ortho)psychiatrische behandeling. Het is twijfelachtig of de selectiefunctionaris wel is afgeweken van het advies van de rechtbank, gelet op het recidiverisicoen de overeenkomst in bestemming tussen Harreveld en Willem Barentsz. De wachttijd voor Harreveld verschilde nauwelijks van die voor Willem Barentsz. De beslissing om te beginnen met plaatsing in een gesloten j.j.i. moet juistworden geacht. Niet uitgesloten is dat klaagster te zijner tijd, afhankelijk van haar ontwikkeling, in Willem Barentsz zal kunnen worden geplaatst. Anders dan de raadsman betoogt, staat de offier van justitie niet op een plaatsingin een open inrichting en speelt financiering van de verschillende inrichtingen in dezen geen rol. Daarenboven is de administratie op grond van artikel 16 Bjj verantwoorlijk voor de plaatsing. Harreveld kan het verloftraject eerderdan gebruikelijk inzetten, ingeval er sprake is van een gunstige ontwikkeling bij klaagster, terwijl met behulp van het recidiverisico-instrument de kans op recidive kan worden gemeten.

4. De beoordeling
Artikel 16, eerste lid, Bjj, voorzover in beroep van belang, bepaalt dat personen ten aanzien van wie de tenuitvoerlegging van vrijheidsbenemende maatregel is gelast worden geplaatst in een inrichting of afdeling overeenkomstig debestemming daarvan ingevolge hoofdstuk III. Ingevolge het vierde lid van genoemd artikel nemen de selectiefunctionarissen bij de in het eerste lid bedoelde beslissing de aanwijzingen van het openbaar ministerie en van deautoriteiten die de maatregel hebben opgelegd in aanmerking.

Klaagster ondergaat de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen. Hiervoor zijn de behandelinrichtingen bestemd. De afdeling Alexandra van de behandelinrichting is normaal beveiligd. Blijkens de mededeling namens deMinister ter zitting heeft hij de afdeling Alexandra van de behandelinrichting Harreveld bestemd voor de onderbrenging van jeugdigen die een bijzondere behandeling nodig hebben, zoals bedoeld in artikel 15 Bjj.
De rechtbank heeft geadviseerd dat de p.i.j.-maatregel bij voorkeur ten uitvoer wordt gelegd in de Rijksbehandelinrichting voor jeugdigen Willem Barentsz te Den Dolder. Aan dit advies liggen de rapporten van de psychiater van de FPDte Assen en de gezondheidszorg-, kinder- en jeugdpsychologe te Groningen ten grondslag, waarin gesproken wordt van zowel een groot recidiverisico bij gebreke van behandeling als de noodzaak tot klinische behandeling binnenforensische jeugdpsychiatrie of een orthopsychiatrische behandelsetting, waarbij de deskundigen denken aan Catamaran te Eindhoven. Nadat de rechtbank gebleken was dat laatstgenoemde afdeling van een GGZ-instelling slechts bestemd isvoor de behandeling van jongens, heeft de psychiater van de FPD bij brief van 5 april 2003 aanvullend advies uitgebracht. Daarin acht zij plaatsing in Harreveld niet aangewezen bij gebreke van behandeling van de psychiatrischeproblematiek aldaar en geeft zij de voorkeur aan plaatsing in Willem Barentsz, een open afdeling van de GGZ-instelling Altrecht te Den Dolder, wegens het ontbreken van een wachtlijst, hoewel zij klaagsters problematiek te zwaar achtvoor plaatsing op deze in oprichting zijnde afdeling. De rechtbank heeft bij uitspraak d.d. 29 april 2003 dit advies overgenomen.

Op 18 september 2003 heeft de vestiging 's-Hertogenbosch van de Raad voor de kinderbescherming de kinderrechter verzocht ter zitting d.d. 23 september 2002 niet slechts de ondertoezichtstelling van klaagster, die sedert enkele dagenin verzekering was gesteld, uit te spreken doch tevens de gezinsvoogdij-instelling voor de duur van een jaar te machtigen klaagster in een gesloten inrichting te plaatsen wegens de noodzaak tot een intensieve residentiëlebehandeling voor haar complexe problematiek.

Aannemelijk geworden is dat de selectiefunctionaris heeft beslist klaagster in Harreveld te plaatsen wegens de bestemming van deze in orthopsychiatrie gespecialiseerde, gesloten inrichting in verbinding met de op grond van derapportages geïndiceerde behandeling voor klaagster, van wie gezegd wordt dat er groot recidivegevaar aanwezig is, alsmede omdat de wachtlijst voor Harreveld nauwelijks afweek van die van Willem Barentsz. Klaagster komt gelet ophaar geschiedenis en problematiek naar het oordeel van de selectiefunctionaris (nog) niet in aanmerking voor laatstgenoemde open inrichting, die haar geen langer durend behandeltraject kan bieden.

Hoe zeer de beroepscommissie het verheugend vindt dat klaagster bij de in Het Poortje en Harreveld geboden, gesloten structuur goed functioneert en dat zij gemotiveerd is en zegt te blijven tot behandeling is zij, gelet opvoornoemde omstandigheden en rapportages, van oordeel dat de beslissing van de selectiefunctionaris klaagster in Harreveld te plaatsen niet in strijd is met de wet en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen ook nietonredelijk of onbillijk kan worden genoemd. Het verweer dat Den Dolder dichterbij het ouderlijk huis is gelegen treft geen doel, omdat de beroepcommissie een adequate plaatsing en behandeling van groter belang voor klaagster achtdan plaatsing in de ouderlijke regio. Daarbij merkt de beroepcommissie nog op dat het door klaagster gestelde goede functioneren in de inrichting gemeenlijk ertoe zal bijdragen dat de inrichting zo spoedig als zij verantwoord achtklaagster zal doen doorplaatsen naar een afdeling of inrichting met meer vrijheden. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.

Tot slot merkt de beroepscommissie op dat de rechtbank en deskundigen niet, althans onvoldoende op de hoogte zijn van de behandelmogelijkheden van de verschillende behandelinrichtingen voor jeugdigen aan wie een p.i.j.-maatregel isopgelegd. Zij betreurt het dan ook dat het advies van de rechtbank bij klaagster en haar ouders ten onrechte verwachtingen heeft gewekt, aan welke de selectiefunctionaris geen uitvoering heeft kunnen geven.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. J.A.C. Bartels, voorzitter, drs. G.E. Acton en prof.dr. R.A.R. Bullens, leden, bijgestaan door mr. E. van der Waal-van der Linden, secretaris, op 19 november 2003

secretaris voorzitter

Naar boven