Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ S-19/1196/SGA, 4 maart 2019. schorsing
Uitspraakdatum:04-03-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer          : S-19/1196/SGA

Betreft [verzoeker]      datum: 4 maart 2019

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de

Raad ingekomen verzoekschrift van […], verder verzoeker te noemen, nu verblijvend in de penitentiaire inrichting (p.i.) Achterhoek.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid, van de Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van de p.i. Arnhem van

25 februari 2019, inhoudende de oplegging van een disciplinaire straf van opsluiting in een strafcel gedurende veertien dagen, ingaand op 24 februari 2019 om 16.00 uur en eindigend op 10 maart 2019 om 16.00 uur, wegens het toepassen van geweld tegen een medegedetineerde.

De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van de mededeling van de Commissie van Toezicht van 1 maart 2019 dat het schorsingsverzoek als klaagschrift in behandeling wordt genomen, van de schriftelijke inlichtingen van de directeur van de p.i. Arnhem van 27 februari 2019 en 28 februari 2019 alsmede van de schriftelijke inlichtingen van de directeur van de p.i. Achterhoek van 28 februari 2019.

 

1.         De beoordeling

De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en beslist. Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is dat het geval.

Uit de inlichtingen van de directeur, waaronder het schriftelijke verslag van 24 februari 2019, blijkt dat personeel heeft waargenomen dat verzoeker uit zijn cel een deodorantroller in een sok heeft gepakt, hiermee de trappengang in is gelopen, daar met versnelde pas richting een medegedetineerde is gelopen en deze met het voorwerp heeft geslagen. Verzoeker en de medegedetineerde zijn door personeel uit elkaar gehaald. Verzoeker verzette zich toen tegen het personeel. 

Met betrekking tot de aard en hoogte van de opgelegde disciplinaire straf overweegt de voorzitter als volgt. Blijkens de ‘Sanctiekaart 2016 Landelijk’, waarin het landelijk geldende sanctiebeleid is vastgelegd, geldt voor het toepassen van geweld tegen een medegedetineerde in beginsel een disciplinaire straf van zeven dagen opsluiting in een strafcel of in de eigen cel. Hieruit volgt dat, indien de directeur van de beleidslijn wil afwijken, daarbij de eis geldt dat die afwijking gemotiveerd dient te worden.

Een dergelijke motivering ontbreekt in dit geval.

De directeur heeft in de nadere toelichting weliswaar aangegeven dat verzoeker gebruik heeft gemaakt van een slagwapen, als ook dat verzoeker zich heeft verzet tegen het personeel dat hem van de medegedetineerde weg hield, maar in de beslissing is niet aangegeven dat dit is meegewogen bij de vaststelling van de aard en hoogte van de disciplinaire straf.

Tegen de achtergrond van het vorenstaande is de bestreden beslissing – naar het voorlopig oordeel van de voorzitter – onvoldoende draagkrachtig gemotiveerd, zodat de tenuitvoerlegging daarvan voor schorsing in aanmerking komt. Verzoeker zit reeds meer dan zeven dagen, het toepasselijke maximum van de sanctiekaart, in de strafcel. Het verzoek zal worden toegewezen en de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing zal met onmiddellijke ingang worden geschorst.

 

2.         De uitspraak

De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur met onmiddellijke ingang tot het moment dat de beklagcommissie op het onderliggende beklag zal hebben beslist.

 

Aldus gedaan door mr. A. van Waarden, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. J. Warntjes, secretaris, op 4 maart 2019.

                              

 

 

secretaris                                                                    voorzitter

 

 

Naar boven