Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 01/0266/GM, 30 juli 2001, beroep
Uitspraakdatum:30-07-2001

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 01/266/GM

betreft: [klager] datum: 30 juli 2001

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (PM) heeft kennis genomen van een op 1 februari 2001 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de penitentiaire inrichting (p.i.) De Schie te Rotterdam,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag d.d. 23 januari 2001 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Justitie.

Klager is gehoord door een lid van de Raad op 9 mei 2001 in de p.i. De Leuvense Poort te Den Bosch, van welk horen een verslag is opgemaakt. Het beroep is behandeld ter zitting van de beroepscommissie van 18 mei 2001, gehouden inhet Penitentiair Complex Scheveningen te ’s-Gravenhage. De inrichtingsarts verbonden aan de p.i. De Schie is zonder bericht van verhindering niet ter zitting verschenen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur d.d. 24 oktober 2000, betreft het klager tevoren onvoldoende informeren over de aard van het bij klager te verrichten rectale onderzoek.

2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Klager heeft zijn klacht als volgt toegelicht.
Hij had op vrijdag aangegeven dat hij medische klachten had. Op de daaropvolgende maandag werd hij opgeroepen voor het spreekuur van de arts. Hij heeft de arts toen medegedeeld dat hij al wat minder last had. Hij moest van de artsgaan liggen. Terwijl hij dat deed hoorde hij de assistente zeggen „lekker“. Hij ging liggen met het idee dat de arts alleen naar zijn anus wilde kijken.
De inrichtingsarts heeft vervolgens zonder dit van tevoren aan te kondigen, zijn vinger in de anus van klager gestoken. Hierdoor is klager erg geschrokken. Bovendien had de inrichtingsarts zijn nagels niet geknipt en dit deed pijn.De arts had wel handschoenen aan.
Als klager had geweten dat de arts zijn vinger in zijn anus wilde steken was hij nooit gaan liggen. Hij heeft nog geprobeerd de vinger van de arts eruit te halen, maar dat lukte niet. Hij is zeer gegriefd door het voorval.
Hij ontkent dat hij nadien is opgeroepen voor een gesprek met de inrichtingsarts om over het voorval te praten.

De inrichtingsarts heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de medisch adviseur, in beroep niet nader toegelicht. Dit luidt als volgt.
Klager weigerde op het spreekuur van de inrichtingsarts te komen om te praten over zijn klacht. Derhalve is de inrichtingsarts niet in staat commentaar te geven op de klacht.

3. De beoordeling
Volgens artikel 448, eerste lid, van boek 7 van het Burgerlijk Wetboek dient een hulpverlener de patiënt op duidelijke wijze en desgevraagd schriftelijk in te lichten over het voorgenomen onderzoek, de voorgestelde behandeling en degezondheidstoestand van de patiënt. In het tweede lid van dit artikel wordt gesteld dat de hulpverlener zich bij deze verplichting laat leiden door hetgeen de patiënt redelijkerwijze dient te weten ten aanzien van de aard en hetdoel van het onderzoek of de behandeling die hij noodzakelijk acht en van de uit te voeren verrichtingen. De hulpverlener mag zich enkel van deze verplichting onthouden voorzover het verstrekken ervan kennelijk ernstig nadeel op zouleveren voor de patiënt.
Klager stelt dat de inrichtingsarts van tevoren onvoldoende heeft aangegeven wat hij ging doen. Dit standpunt is niet weersproken door de inrichtingsarts.
De beroepscommissie is van oordeel dat de inrichtingsarts klager onvoldoende op een duidelijke wijze heeft ingelicht over het voorgenomen onderzoek. Het beroep dient derhalve gegrond te worden verklaard.
Aan klager zal vanwege het door hem ondervonden ongemak een tegemoetkoming van fl. 50.- (vijftig gulden) worden toegekend.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond.
Zij bepaalt de aan klager ten laste van de p.i. De Schie toekomende tegemoetkoming op
fl. 50,-.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema, voorzitter, prof. dr. F.H.L. Beyaert en prof. dr. L.A.J.M. van Eck, leden, in tegenwoordigheid van
mr. M. Schoone, secretaris, op 30 juli 2001.

secretaris voorzitter

Naar boven