Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ S-227, 10 augustus 2018, schorsing
Uitspraakdatum:10-08-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          : S-227

Betreft : [klager]          datum: 10 augustus 2018

De voorzitter van de beroepscommissie uit de Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift van […], verder verzoeker te noemen, verblijvende in FPC De Kijvelanden te Poortgugaal, verder de inrichting te noemen.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 64 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt), van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van het hoofd van de inrichting van 16 juli 2018, inhoudende het opleggen van afdelingsarrest.

De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van de mededeling van de secretaris van de beklagcommissie bij voornoemde inrichting dat het verzoekschrift als klaagschrift wordt aangemerkt, alsmede van de schriftelijke inlichtingen van het hoofd van voornoemde inrichting van 9 augustus 2018.

De voorzitter heeft ook kennis genomen van 17/4090/STA,17/4301/STA, 18/54/STA, 18/149/STA, 18/198/STA, 18/228/STA, 18/311/STA, 18/420/STA, 18/546/STA, 18/586/STA, 18/668/STA, S-96, en S-125, alsmede de onderliggende stukken.

 

1.         De standpunten

Verzoeker heeft zijn verzoek als volgt toegelicht.

Verzoeker is na terugkeer van FPC Dr. S. van Mesdag in de inrichting op 5 juli 2018 wederom afdelingsarrest opgelegd. Deze maatregel is verlengd zonder dat verzoeker daarover is gehoord. Verzoeker blijft bij zijn steeds ingenomen standpunt dat sprake is van valse aantijgingen door de inrichting en dat hij geen gevaar oplevert.

Uit de inlichtingen van het hoofd van de inrichting komt het volgende naar voren.

Verzoeker is na terugkeer van de tijdelijke plaatsing in FPC Dr. S. van Mesdag geplaatst op de afdeling Koraal waar verzoeker voor die overplaatsing verbleef en hem is wederom  afdelingsarrest opgelegd. Het daartegen ingediende schorsingsverzoek is afgewezen. Verzoeker is op 16 juli 2018 intern overgeplaatst naar de afdeling Onyx 1. Geoordeeld is dat het op de vorige afdeling opgelegde afdelingsarrest ook op de nieuwe afdeling moet worden opgelegd. Zo kan verzoeker wennen en het behandelteam zicht op verzoeker krijgen. Daarnaast is geen wijziging opgetreden in verzoekers houding en situatie. Verzoeker weigert deel te nemen aan behandeling en groepsmomenten die hij ook als behandeling ziet, zodat er weinig momenten zijn waarop zijn gemoedstoestand kan worden ingeschat. Verzoeker blijft beschuldigingen jegens personeelsleden herhalen en heeft ook de afgelopen periode weer vergaande beschuldigingen geuit in nieuwe klaagschriften. Verzoeker bespreekt dit niet met het behandelteam. Tevergeefs wordt getracht dit patroon te doorbreken. Verzoeker is van mening dat hij in zijn recht staat.

Verzoeker is voorafgaand aan het opleggen van het afdelingsarrest op 16 juli 2018 gehoord. Tijdens het horen heeft verzoeker verklaard dat hij zich er van bewust is dat de eerder opgelegde maatregel wordt overgenomen en dat hij daartegen een schorsingsverzoek heeft ingediend.

 

2.         De beoordeling

De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van een beslissing van het hoofd van de inrichting slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en beslist. Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing van 16 juli 2018 tot het opleggen van afdelingsarrest in strijd is met de wet dan wel zodanig onredelijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van die beslissing van het hoofd van de inrichting. Naar het oordeel van de voorzitter is dat, mede gelet op de inlichtingen van het hoofd van de inrichting, niet het geval. Uit die inlichtingen komt naar voren dat nog steeds geen wijziging in verzoekers houding en situatie is opgetreden, hij beschuldigingen jegens personeelsleden blijft herhalen en zelfs weer nieuwe beschuldigingen via klaagschriften, dus buiten het behandelteam om, heeft geuit en daarmee nog steeds in de hoge fase van vroegsignalering zit. Voorts is verzoeker blijkens de schriftelijke mededeling van de oplegging van het afdelingsarrest op 16 juli 2018 daarover gehoord. Het verzoek zal daarom worden afgewezen.

 

3.         De uitspraak

De voorzitter wijst het verzoek af.

 

Aldus gegeven door mr. M.J.H. van den Hombergh, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 10 augustus 2018.

             

 

 

                                   secretaris                                            voorzitter

 

 

 

 

Naar boven