Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ S-673, 12 november 2018, schorsing
Uitspraakdatum:12-11-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          : S-673

Betreft : [verzoeker]                                                                                        datum: 12 november 2018

 

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw), heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift, ingediend door mr. M.M. Koers, namens  […], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de Extra Beveiligde Inrichting (EBI) van de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 73, vierde lid, juncto artikel 66, eerste lid, van de Pbw, van de tenuitvoerlegging van de beslissing van de selectiefunctionaris van 29 oktober 2018, inhoudende de verlenging van het verblijf van verzoeker in de EBI van voormelde p.i.

De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van de uitspraak van de beroepscommissie (RSJ 8 oktober 2018, R-376), het op 1 november 2018 tegen de beslissing van de selectiefunctionaris ingediende beroepschrift, alsmede van de schriftelijke inlichtingen van de selectiefunctionaris van 6 november 2018.

 

1.         De beoordeling

De voorzitter stelt voorop dat in het kader van een verzoek om schorsing van een beslissing van de selectiefunctionaris slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en beslist.

Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing van de selectiefunctionaris is genomen in strijd met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de beslissing van de selectiefunctionaris. Naar het oordeel van de voorzitter is dat niet het geval.

De beroepscommissie heeft in haar uitspraak van 8 oktober 2018 de beslissing van de selectiefunctionaris van 26 februari 2018 vernietigd en de selectiefunctionaris opgedragen binnen drie weken een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van haar uitspraak. Daarbij zou in elk geval uit verifieerbare en actuele informatie moeten blijken dat thans nog sprake is van een extreem vluchtrisico of een onaanvaardbaar maatschappelijk risico in termen van recidivegevaar voor ernstige geweldsdelicten, alsmede dat de plaatsing van verzoeker in de EBI nog proportioneel en nodig is en dat niet met plaatsing in een inrichting met een minder beperkend regime kan worden volstaan.

Uit de bestreden beslissing blijkt dat de selectiefunctionaris thans concludeert dat verzoeker voldoet aan het criterium  genoemd in artikel 6, aanhef en onder c, van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (hierna: de Regeling): een onaanvaardbaar maatschappelijk risico in termen van voortgezet crimineel handelen. Naast de gronden reeds vermeld in de beslissing van 26 februari 2018 vermeldt de selectiefunctionaris dat op 6 augustus 2018 het Gedetineerden Recherche Informatiepunt (GRIP) een rapportage heeft opgemaakt waaruit blijkt dat het onderzoeksteam 26Tandem in de eerste helft van 2018 informatie heeft ontvangen waaruit blijkt dat verzoeker nog steeds informatie verstrekt aan iemand buiten de inrichting. Deze persoon zou weten wat hij moet doen met betrekking tot te plegen liquidaties. De door het Team Criminele Inlichtingen (TCI) verstrekte informatie werd als betrouwbaar beoordeeld.

Tevens ontving het onderzoeksteam in de eerste helft van 2018 van het TCI informatie dat verzoeker, ondanks zijn detentie in de EBI, nog steeds mensen van geld voorziet. Verzoeker zou iemand buiten de gevangenis hebben die zaken voor hem regelt.

Er kon door het TCI geen oordeel worden gegeven over de betrouwbaarheid van deze informatie.

De uitspraak van de Beroepscommissie heeft het GRIP op 22 oktober 2018 aanvullend gerapporteerd. Uit deze rapportage blijkt dat verzoeker inmiddels in september 2018  tevens wordt verdacht van het medeplegen van een moord in december 2015.

Aan verzoeker wordt hierbij een bemiddelende rol toegeschreven waarbij hij de uitvoerders op straat heeft gerekruteerd uit zijn eigen milieu. Voorts is verzoeker op 18 oktober 2018 gehoord als verdachte van het medeplegen van een moord in mei 2016. Ook hier wordt verzoeker gezien als organisator.

Uit de GRIP-rapportage van 22 oktober 2018 maakt de selectiefunctionaris voorts op dat verzoekers criminele contacten in staat zijn zich buiten Nederland schuil te houden en af te schermen en dat verzoeker hiertoe ook in staat is gebleken voorafgaand aan zijn detentie, toen hij zich schuil hield in Ierland. De selectiefunctionaris heeft overwogen dat, gezien de onderlinge samenhang van de feiten, er nog steeds sprake is van een hoog vluchtrisico.

Gelet op de nu beschikbare informatie heeft de selectiefunctionaris voorts overwogen dat er bij verzoeker sprake is van aanwijzingen voor voortgezet crimineel handelen, zoals bedoeld in artikel 1, aanhef en onder o, van de Regeling.

De selectiefunctionaris is voorts van oordeel dat een plaatsing van verzoeker in een reguliere inrichting met oplegging van toezichtmaatregelen door de directeur onvoldoende garanties biedt ten aanzien van het optimaal monitoren van contacten en daarmee het voorkomen van het voortzetten van dan wel deelnemen aan een samenwerkingsverband dat het plegen van misdrijven tot oogmerk heeft.

Gelet op de motivering van de selectiefunctionaris  en in aanmerking genomen dat de selectiefunctionaris (minder ingrijpende) alternatieven voor een plaatsing van verzoeker in de EBI heeft onderzocht kan naar het voorlopig oordeel van de voorzitter in redelijkheid niet gesteld worden dat de selectiefunctionaris niet heeft voldaan aan hetgeen de beroepscommissie in haar uitspraak van 8 oktober 2018 heeft opgedragen. De voorzitter overweegt dan ook, voorlopig oordelend, dat niet op voorhand kan worden gesteld dat de bestreden beslissing van de selectiefunctionaris in strijd is met een wettelijk voorschrift of anderszins onredelijk of onbillijk moet worden geacht. Zodoende acht de voorzitter geen termen aanwezig voor toewijzing van het verzoek.

 

2.         De uitspraak

De voorzitter wijst het verzoek af.

 

 

Aldus gedaan door mr. M.J. Stolwerk, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. J. Warntjes, secretaris op 12 november 2018.

 

 

                       secretaris          voorzitter

Naar boven