Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 03/1626/GA, 5 november 2003, beroep
Uitspraakdatum:05-11-2003

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 03/1626/GA

betreft: [klager] datum: 5 november 2003

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 16 juli 2003 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J.Serrarens, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak d.d. 30 juni 2003 van de beklagcommissie bij de gevangenis De Geerhorst te Sittard,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 19 september 2003, gehouden in de penitentiaire inrichting Vught, is klager gehoord, die werd bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. J. Serrarens. De unit-directeur van de gevangenis De Geerhorstheeft telefonisch laten weten – in verband met file – niet tijdig voor de beroepscommissie te kunnen verschijnen; hij heeft zich beschikbaar gehouden om desgewenst telefonisch op vragen en/of opmerkingen van de beroepscommissie tereageren.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag, voorzover in beroep aan de orde, betreft
a) het gebrek aan een acceptabele rookvrije ruimte en
b) de onveiligheid op de arbeidszaal.

De beklagcommissie heeft het beklag ten aanzien van onderdeel a. ongegrond verklaard en heeft klager ten aanzien van onderdeel b. niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag, op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Onderdeel a.
De wijze waarop de beklagcommissie heeft getoetst vind ik flauw. Het ging er niet om of er een rookvrije ruimte beschikbaar was, maar of die rookvrije ruimte acceptabel was voor de niet-rokers. Dat laatste was niet het geval. Hetoordeel van de beklagcommissie gaat voorbij aan de vaste jurisprudentie van de beroepscommissie, inhoudende dat verblijfsafdelingen, gemeenschappelijke ruimten, recreatie- en soortgelijke ruimten, ruimten zijn als bedoeld in artikel2, eerste lid van het Besluit beperking verkoop en gebruik tabaksprodukten, ten aanzien waarvan ingevolge artikel 10, tweede lid, van de Tabakswet een rookverbod gehandhaafd dient te worden. Klager, die niet het onderste uit de kanwilde hebben, heeft in redelijkheid kunnen vragen één van de drie gewone recreatieruimten rookvrij te maken. De directeur heeft hier niet aan willen voldoen. Het rookverbod in de fitnessruimte was geen aanvaardbaar alternatief voorde niet-rokers.
Onderdeel b.
Klager is ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard. De directeur dient zorg te dragen voor de veiligheid van de gedetineerden. Daarin is hij tekortgeschoten. Dat is beklagwaardig. Klager is van een steile trap gevallen. De directeurheeft onderzoek laten verrichten door de arbeidscoördinator. Die heeft geoordeeld dat de trap aan alle technische vereisten voldoet. Dat geloof ik ook wel, maar het probleem was dat klager met pallets van die trap af moest lopen.Wellicht had ik er verstandig aan gedaan om de arbeidsinspectie in te schakelen om de veiligheid van de situatie rondom de trap te beoordelen. Het ging echter niet om een ongeval met zeer ernstig letsel, al moeten de gevolgen ervanvoor klager niet onderschat worden. Ik heb overigens niets op schrift gezien van de arbeidscoördinator. Ik hecht er tenslotte nog aan om op te merken dat de beklagcommissie geen gehoor heeft gegeven aan mijn verzoek de trap tebekijken.

Klager heeft hier nog het volgende aan toegevoegd.
Onderdeel a.
Er waren drie recreatieruimten waar gerookt werd. Mijn verzoek, gedaan namens meerdere gedetineerden, was of één van die ruimten rookvrij mocht zijn. Dat verzoek werd zonder motivering afgewezen. Er was wel een rookvrije ruimte,namelijk de fitnessruimte, maar dat was geen goede oplossing. Er werd daar volop gesport en het stonk er naar zweet. In de fitnessruimte stonden maar twee stoeltjes, waar vaak vieze handdoeken oplagen. Ik had last van het roken. Inde recreatieruimte bevindt zich ook de keuken. Die combinatie is letterlijk en figuurlijk onsmakelijk. Ik verblijf nu in de tbs-kliniek Veldzicht. Daar mag je alleen in je eigen kamer roken en buiten. Het is verboden op andereplekken te roken. Ik heb overigens van gedetineerden uit De Geerhorst begrepen, dat één van de drie recreatieruimten inmiddels wel rookvrij is gemaakt.
Onderdeel b.
Er moesten pallets van zolder naar de begane grond worden gebracht. Daarvoor moest je met die pallets van een steile trap af naar beneden lopen. Ik was de enige die de pallets naar beneden moest brengen. Omdat er een heleboelpallets naar beneden moesten worden gebracht, nam ik er vier in één keer van de trap af mee naar beneden. Halverwege de trap struikelde ik en viel ik naar beneden. Met mijn schouder viel ik eerst op een zaagmachine en daarna op degrond. Ik heb tien dagen niet kunnen lopen. Na mijn overplaatsing naar de tbs-kliniek Veldzicht heb ik nog een maand ontstekingsremmers moeten slikken en ben ik ook nog voor controle naar het ziekenhuis geweest. Ik heb kortom veelhinder van het voorval ondervonden.

De unit-directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt schriftelijk toegelicht.
Onderdeel a.
Klager is de mogelijkheid geboden in een rookvrije ruimte te verblijven. Van die mogelijkheid heeft hij geen gebruik willen maken.
Onderdeel b.
Wanneer klager de opdracht om materiaal naar beneden te brengen te gevaarlijk vond, had hij dit kunnen weigeren. Overigens hebben het personeel en de medegedetineerden nooit over de trap geklaagd. De trap voldoet, zo isgeconstateerd, aan de richtlijnen overeenkomstig het Bouwbesluit (hoofdstuk 2, paragraaf 2.4.2 en 2.5.2).

3. De beoordeling
Onderdeel a.
De beroepscommissie verstaat klagers beklag aldus, dat de directeur klagers verzoek om een voor klager acceptabele rookvrije ruimte, namelijk één van de drie recreatieruimten, ten onrechte heeft afgewezen.

In het geding is de toepasselijkheid van de Tabakswetgeving op plaatsen in de inrichting. Volgens artikel 10 van de Tabakswet dienen in instellingen die door de Staat worden beheerd zodanige maatregelen te worden getroffen, dat vande daarvoor geboden voorzieningen gebruik kan worden gemaakt en daarin de werkzaamheden kunnen worden verricht zonder dat daarbij hinder wordt ondervonden van het gebruik van tabaksprodukten. In het uitvoeringsbesluit bij voormeldewet, het Besluit beperking verkoop en gebruik tabaksprodukten (verder : het Besluit), is aangegeven welke maatregelen – verplichte rookverboden met uitzonderingsmogelijkheden – moeten worden genomen en voor welke gemeenschappelijkeruimten die rookverboden dienen te gelden. Er worden verschillende categorieën onderscheiden, zoals ruimten waarin zich loketten bevinden, wachtruimten, hallen, trappen, gangen, liften, vergaderzalen, leslokalen, toiletten,kantines, recreatie- en soortgelijke ruimten en overige ruimten, voorzover deze voor het publiek toegankelijk zijn.
Volgens vaste jurisprudentie is de beroepscommissie van oordeel dat de gemeenschappelijke ruimte waar klager op doelt, namelijk een recreatieruimte, is te beschouwen als een ruimte als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van hetBesluit, waarin ingevolge artikel 10, tweede lid, van de Tabakswet, een verbod om tabaksprodukten te gebruiken ingesteld en gehandhaafd dient te worden. Artikel 2, derde en vierde lid, van het Besluit maakt het mogelijkuitzonderingen te maken op voormeld algeheel rookverbod, doch alleen indien is voldaan aan twee voorwaarden. De ruimte moet merendeels rookvrij zijn (hetzij in oppervlakte, hetzij in tijd) en in geen geval mag in het rookvrije deelof gedurende de rookvrije periode hinder worden ondervonden van het gebruik van tabaksprodukten.

Slechts in de fitnessruimte gold ten tijde van het indienen van het klaagschrift een rookverbod. In de recreatieruimten – die eveneens vallen onder de categorieën van ruimten als genoemd in artikel 2, eerste lid, van het Besluit –gold geen rookverbod. In deze ruimten werd evenmin voldaan aan de uitzonderingsmogelijkheden als bedoeld in artikel 2, derde en vierde lid, van het Besluit. Immers deze ruimten zijn niet (merendeels) rookvrij en onweersproken is dater sprake is van hinder voor klager.

Tegen de achtergrond van het vorenstaande zal klagers beroep ten aanzien van onderdeel a. gegrond worden verklaard. De directeur zal niet worden opgedragen een nieuwe beslissing te nemen, nu klager niet meer in De Geerhorstverblijft. Nu de rechtsgevolgen van de bestreden beslissing niet meer ongedaan zijn te maken, komt klager een tegemoetkoming van na te noemen hoogte toe.

Onderdeel b.
De directeur is verantwoordelijk voor de wijze waarop en de omstandigheden waaronder een gedetineerde arbeid dient te verrichten. Waar klager stelt dat de directeur te kort is geschoten in de naleving van deze zorgplicht, is klagerontvankelijk in zijn beklag.

Klager stelt dat hij van de werkmeester pallets van zolder via een steile trap naar beneden diende te brengen. Volgens zijn verklaring is klager met vier pallets in zijn handen/armen naar beneden gegaan, is hij halverwege de trapgestruikeld en vervolgens naar beneden gevallen.

Voor de beroepscommissie is voldoende aannemelijk geworden dat de trap, waar klager vanaf is gevallen, voldoet aan de daaraan te stellen eisen. Ter zitting van de beroepscommissie wordt dat ook niet (meer) betwist. Klager heeft erblijkbaar zelf voor gekozen om in één keer vier pallets naar beneden te brengen vanwege de grote hoeveelheid te verplaatsen pallets. Wellicht is hieraan zijn val te wijten. Van een op zichzelf onveilige werkplek is echter nietgebleken. Klagers beklag zal dan ook ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van onderdeel a. gegrond, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 40,=.

De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie ten aanzien van onderdeel b., verklaart klager in zoverre alsnog ontvankelijk in zijn beklag, maar verklaart dit beklag ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.J. Oostveen, voorzitter, mr. J.W.P. Verheugt en mr. Th.E.M. Wijte, leden, in tegenwoordigheid van mr. P.N.E. Plooij, secretaris, op 5 november 2003

secretaris voorzitter

Naar boven