Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 99/0500/GB, 7 februari 2000, beroep
Uitspraakdatum:07-02-2000

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: B 99/500/GB

Betreft: [klager] datum: 7 februari 2000

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (PBW) heeft kennis genomen van een op 16 november 1999 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], geboren op [1950], verder te noemen klager,

gericht tegen een beslissing d.d. 8 november 1999 van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem te plaatsen in de gevangenis "De IJssel" te Krimpen a/d IJssel en niet in een half open inrichting (h.o.i.), ongegrond verklaard.

2. De feiten
2.1. Klager is sedert 9 maart 1999 gedetineerd. Vanuit de penitentiaire inrichting (p.i.) te Zoetermeer is hij op 1 december 1999 geplaatst in de gevangenis "De IJssel", waar een regime van algehele gemeenschap geldt.

2.2. Klager ondergaat een gevangenisstraf van zesendertig maanden waarvan zes maanden voorwaardelijk met aftrek. De tenuitvoerlegging van deze straf is aangevangen op 9 juli 1999. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op ofomstreeks 27 oktober 2000.

3. De standpunten
3.1. Klager is van mening dat ten onrechte is beslist tot zijn plaatsing in de gevangenis "De IJssel" en niet in een h.o.i.. Hij heeft dit als volgt toegelicht.
Zowel de inrichting als de reclassering Breda geven een positief advies voor zijn plaatsing in een h.o.i.. Ook klagers echtgenote en hun vijf thuiswonende kinderen, in de leeftijd van 14 tot en met 22 jaar, zien graag dat hij naareen h.o.i. kan zodat hij één keer per maand thuis kan komen. Klagers gezin heeft aangegeven met hem door te willen gaan na zijn vrijlating. Daarna gaat nog een proeftijd lopen tot 27 oktober 2002, waarbij klager onder verplichtebegeleiding van de reclassering staat. Een politie-agent van het bureau te Etten-Leur is diverse malen bij klagers gezin thuis geweest. Ook een medewerkster van de reclassering is langs geweest en zij is positief over dethuissituatie. Klagers dochter, het slachtoffer van het delict, heeft toen aangegeven dat ze te zijner tijd wel weer contact met hem wil. Tegen haar moeder heeft ze gezegd dat ze geen bezwaar heeft tegen klagers plaatsing in eenh.o.i., al wil ze niet dat hij al bij haar langs komt. Dat doet hij dan ook niet. Klagers dochter woont tegenover hen. Vorig jaar kwam ze nog regelmatig thuis en zijn ze een dag op stap geweest. Hun relatie is dus niet zo slecht alshet lijkt en de thuissituatie is zonder meer goed. Klager is zelf met de delicten naar buiten getreden en heeft zijn gezin alles verteld en schuld bekend. Dit heeft er mede toe bijgedragen dat zij hem nog een kans willen geven.Aanvullend deelt klager mede dat hij op 31 december 1999 algemeen verlof heeft gekregen. Als bijzondere voorwaarde was gesteld dat hij geen contact mocht zoeken met zijn oudste dochter. Daar heeft hij zich aan gehouden; het verlofis goed verlopen. Klager en zijn gezin waren blij dat hij een weekend thuis was. Klager, zijn gezin en de reclassering zijn niet bang voor herhaling van het delict.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager is veroordeeld tot een gevangenisstraf van dertig maanden terzake van het misdrijf van artikel 242 van het Wetboek van Strafrecht. Het slachtoffer in de zaak is zijn dochter. De officier van justitie heeft in zijn advies d.d.30 juli 1999 aangegeven „op zich geen bezwaren te kunnen hebben tegen een plaatsing van klager in een h.o.i. en de daarbij behorende vrije weekeinden, maar gezien zijn nogal dwingende religieuze overtuiging en het feit waarvoor hijis veroordeeld, maakt de officier zich enigszins bezorgd om het welzijn van de nog thuis verblijvende kinderen. De officier verwacht dat bij de selectiebeslissing rekening wordt gehouden met zijn bezorgdheid.“ Uit de stukken kwamnaar voren dat klagers dochter in dezelfde straat woont als zijn gezin. De selectiefunctionaris heeft hierop contact opgenomen met het bureau slachtofferhulp te Breda en de afdeling slachtofferzorg van het arrondissementsparket teBreda. Zij konden echter geen duidelijkheid verschaffen omtrent de situatie van klagers dochter. De reclassering gaf duidelijk aan bezorgd te zijn over klagers situatie in het licht van de selectiebeslissing. Zijn dochter was inieder geval nog niet toe aan contact met hem. De selectiefunctionaris kreeg ook informatie over een ander slachtoffer binnen het gezin van klager. Een nog thuiswonende dochter zou seksueel misbruikt zijn door haar niet meer thuiswonende broer, die hiervoor veroordeeld zou zijn. Gelet op de publiciteit rondom het terugkeren van zedendelinquenten in de maatschappij en in het bijzonder op de onduidelijke situatie rondom het slachtoffer en het gezin van klager,kreeg de selectiefunctionaris steeds meer de overtuiging dat een plaatsing van klager in een h.o.i. op dat moment niet verantwoord zou zijn. Met het door klager ingediende bezwaarschrift tegen de selectiebeslissing werd geen nieuweinformatie aangedragen, waarop de selectiefunctionaris het bezwaar ongegrond heeft verklaard.

4. De beoordeling
4.1. De circulaire van 28 juli 1993, nr. 377359/93/DJI, regelt de overplaatsing van gedetineerden naar een h.o.i. in het kader van detentiefasering. Hiervoor gelden een aantal criteria; tevens spelen aard, zwaarte en achtergrond vanhet gepleegde delict en de persoonlijkheid van de gedetineerde een rol bij het beoordelen van de geschiktheid voor overplaatsing naar een h.o.i.. Maatschappelijke onrust rond de persoon van de gedetineerde (bijvoorbeeld in dewoonomgeving, bij het slachtoffer, in de media etc.) vormt een duidelijke contra-indicatie voor opname in een h.o.i..

4.2. De beroepscommissie stelt vast dat de selectiefunctionaris heeft besloten tot plaatsing van klager in de gevangenis „De IJssel“ en niet voor zijn plaatsing in een h.o.i., vanwege de onduidelijkheid omtrent de situatie van hetslachtoffer. Deze onduidelijkheid kon niet worden weggenomen door de reclassering of het bureau slachtofferzorg. Tevens stond de officier van justitie niet onverdeeld positief tegenover een h.o.i.-plaatsing van klager en uitte dezezijn bezorgdheid omtrent de thuissituatie.

4.3. Uit de onderliggende stukken is de beroepscommissie gebleken dat het selectievoorstel van de p.i. te Zoetermeer is gericht op plaatsing van klager in een h.o.i.. Hij functioneert correct. Er is geen sprake van enige verslaving.De echtgenote van klager heeft kenbaar gemaakt dat hij thuis welkom is. Hij krijgt regelmatig bezoek van zijn vrouw en kinderen. De reclassering staat positief tegenover een plaatsing van klager in een h.o.i.. Klager heeft geencontact met zijn dochter, het slachtoffer. Een medewerkster van de reclassering heeft samen met de dochter en het bureau slachtofferhulp een gesprek gehad. De dochter staat niet afwijzend tegenover contact met haar vader maar achtde tijd daarvoor nog niet rijp. In de toekomst zal een eventueel contact altijd via het bureau slachtofferhulp en/of de reclassering moeten lopen. De politie district Breda heeft aangegeven dat er geen bezwaar bestaat tegen hetverlof van klager.
Gezien het vorenstaande is de beroepscommissie van oordeel dat in dit geval de situatie van het slachtoffer geen duidelijke contra-indicatie vormt voor plaatsing van klager in een h.o.i.. Dit geldt te meer nu door een medewerkstervan het Bureau sociale dienstverlening van de gevangenis „De IJssel“ is bevestigd dat klager op 31 december 1999 algemeen verlof heeft gekregen met de bijzondere voorwaarde dat hij geen contact zoekt met het slachtoffer (oudstedochter); dit verlof is goed verlopen.

4.4. Gelet op het bovenstaande moet de beslissing van de selectiefunctionaris tot plaatsing van klager in de gevangenis "De IJssel", en niet in een h.o.i., bij afweging van alle in aanmerking komende belangen als onredelijk enonbillijk worden aangemerkt. Derhalve dient de bestreden beslissing te worden vernietigd.
De selectiefunctionaris zal worden opgedragen zo spoedig mogelijk een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing. Zij draagt de selectiefunctionaris op zo spoedig mogelijk een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van haar uitspraak.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.R. Meijeringh, voorzitter, mr. J.P. Balkema en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Jousma, secretaris, op 7 februari 2000

secretaris voorzitter

Naar boven