Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 99/0056/GB B, 21 april 1999, beroep
Uitspraakdatum:21-04-1999

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: B 99/56/GB

Betreft: [klager] datum: 21 april 1999

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, Penitentiaire beginselenwet (PBW) heeft kennis genomen van een op 18 februari 1999 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], geboren op [1964], verder te noemen appellant,

gericht tegen een beslissing d.d. 11 februari 1999 van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van appellant gericht tegen de beslissing hem over te plaatsen naar de gevangenis "Nieuw Vosseveld" te Vught ongegrond verklaard.

2. De feiten
2.1 Appellant is sedert 14 augustus 1998 gedetineerd. Hij verbleef als arrestant in huis van bewaring (h.v.b.) "Noordsingel" te Rotterdam. Vanuit h.v.b. "Noordsingel“ is hij overgeplaatst naar h.v.b. "De Dordtse Poorten" teDordrecht. Vanuit h.v.b. "De Dordtse Poorten" is appellant geselecteerd voor gevangenis "De IJssel" te Krimpen a/d IJssel. Hier is hij op 14 augustus 1998 geplaatst. Vanuit gevangenis "De IJssel" is hij als passant ter herselectieovergebracht naar het (h.v.b.) te Zoetermeer. Vanuit het h.v.b. te Zoetermeer is appellant vervolgens geherselecteerd voor de gevangenis "Nieuw Vosseveld" waar een regime van beperkte gemeenschap geldt. Deze plaatsing is op 4februari 1999 gerealiseerd.

2.2 Appellant ondergaat een gevangenisstraf van 5 jaar met aftrek. De tenuitvoerlegging van deze straf is aangevangen op 14 augustus 1998. Aansluitend dient hij een straf van 12 maanden te ondergaan. De wettelijk vroegst mogelijkev.i.-datum valt op of omstreeks 5 oktober 1999. Aansluitend dient hij eventueel in totaal 84 dagen gijzeling op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften te ondergaan.

3. De standpunten
3.1 Appellant is van mening dat ten onrechte is beslist tot zijn overplaatsing naar de gevangenis "Nieuw Vosseveld". Hij heeft dit als volgt toegelicht.
Met betrekking tot het argument dat hij zich niet heeft gemeld en niet is teruggekeerd van een verlof stelt appellant dat hij in 1990 een schorsing van de preventieve hechtenis kreeg voor onbepaalde tijd. Na zes jaar schorsing,waarin hij twee bedrijven heeft gehad en zijn zoon is geboren, had zelfmelden voor appellant geen urgentie meer. Door een faillissement en de daarmee gepaard gaande schulden viel zijn gezin uit elkaar. Dit was voor appellant dereden om zich pas op 14 augustus 1998 te melden op een politiebureau. Omdat hij depressief werd en dacht voor geld te moeten zorgen is hij tijdens een verlof bij de PTT gaan werken en is hij dus niet teruggekeerd. Het afgelopen jaaris in deze detentie voor appellant veel veranderd. Zo is zijn relatie weer enigszins hersteld en is hij wel degelijk hard bezig zijn leven op orde te brengen. Appellant verzoekt om hem in de buurt van Rotterdam te plaatsen om hetzijn vriendin en zoontje makkelijk te maken op bezoek te komen en zakenrelaties te kunnen ontvangen.

3.2 De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Appellant is vanuit het h.v.b. te Zoetermeer geselecteerd voor de gevangenis "Nieuw Vosseveld", een gevangenis voor volwassen mannen.
Appellant was als passant ter herselectie overgebracht naar het h.v.b. te Zoetermeer vanuit de gevangenis "De IJssel". Reden voor deze overbrenging was dat appellant voor het personeel van "De IJssel" beheersproblemen opriep en zospoedig mogelijk overgeplaatst moest worden. Appellant bleef weigeren opdrachten van het personeel uit te voeren en uitte bedreigingen naar het personeel, terwijl hij tweemaal een slaande beweging naar een personeelslid heeftgemaakt. Op grond hiervan is appellant geselecteerd voor gevangenis "Nieuw Vosseveld". Appellant diende hierop een bezwaarschrift in. Dit bezwaarschrift is ongegrond verklaard omdat:
- appellant aanvankelijk geen gehoor heeft gegeven aan de oproep zich vrijwillig te melden en niet terugkeerde van een aan hem verleend verlof;
- appellant gedrag vertoont dat in ernstige mate in strijd is met de goede gang van zaken in de inrichting.
Op grond hiervan heeft de selectiefuntionaris geconcludeerd dat appellant zich niet op een serieuze wijze voorbereidt op zijn definitieve terugkeer in de maatschappij.
Er is gekeken naar mogelijkheden om appellant te plaatsen in de buurt van zijn woonplaats. De wachtlijsten voor de betreffende inrichtingen waren echter dermate lang dat appellant in het kader van een optimale capaciteitsbenuttingin gevangenis „Nieuw Vosseveld“ is geplaatst. Bovendien moest appellant in het kader van de PBW als veroordeelde in een gevangenis worden geplaatst.

4. De beoordeling
4.1 Gelet op zijn leeftijd, de lengte van zijn straf en zijn strafrestant ten tijde van de bestreden beslissing behoort appellant tot de categorie langgestrafte gedetineerden voor opneming van wie onder meer zijn bestemd degevangenissen "Norgerhaven" en "Esserheem" te Veenhuizen, de gevangenissen II te Leeuwarden en te Sittard, de gevangenissen te Zoetermeer en te Zutphen, de gevangenis "Zuyder Bos" te Heerhugowaard en de gevangenis "De IJssel" teKrimpen a/d IJssel, alle met een regime van algehele gemeenschap. Verder zijn daartoe bestemd de gevangenis "Overmaze" te Maastricht, de afdeling B 1 van de gevangenis te Den Haag en de gevangenis "De Ley" te Vught, welke alle eenregime van beperkte gemeenschap hebben.

4.2 Een tot gevangenisstraf veroordeelde dient te worden geplaatst in een inrichting met een regime van algehele gemeenschap, tenzij hiervoor op grond van de persoonlijkheid van de betrokkene gewichtige contra-indicaties bestaan.
De selectiefunctionaris heeft de omtrent appellants houding en gedrag verstrekte gegevens in redelijkheid kunnen aanmerken als een contra-indicatie in bovenbedoelde zin. Derhalve is de beslissing om appellant over te plaatsen naareen inrichting met een regime van beperkte gemeenschap niet als onredelijk of onbillijk aan te merken.

De beroepscommissie stelt vast dat appellant is overgeplaatst naar de gevangenis "Nieuw Vosseveld". Dit betreft de gevangenis voor kortgestrafte mannen. Deze gevangenis is niet bestemd voor de categorie langgestrafte gedetineerdenwaartoe appellant behoort.

De selectiefuntionaris deelde desgevraagd telefonisch mede dat de selectiefunctionarissen het strikte onderscheid in regimes tussen de inrichtingen en het verschil tussen lang- en kortgestrafte gedetineerden niet altijd handhaven.Het komt wel vaker voor dat langgestrafte gedetineerden, bij plaatsgebrek in de voor die categorie gedetineerden bestemde inrichtingen, in de gevangenis voor kortgestraften worden (over)geplaatst.

De beslissing van de selectiefunctionaris tot overplaatsing van appellant naar de gevangenis "Nieuw Vosseveld" moet, gezien het bovenstaande, als in strijd met de wet worden aangemerkt.
Het vorenstaande dient te leiden tot het formeel gegrondverklaren van het beroep.
De bestreden beslissing dient derhalve te worden vernietigd, voorzover betrekking hebbend op appellants overplaatsing naar de gevangenis "Nieuw Vosseveld".
De selectiefuntionaris zal worden opgedragen binnen twee weken een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing voorzover betrekking hebbend op appellants overplaatsing naar de gevangenis "Nieuw Vosseveld". Zij draagt de selectiefunctionaris op binnen tweeweken een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.R. Meijeringh, voorzitter, mr. J.P. Balkema en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Jousma, secretaris, op 21 april 1999

secretaris voorzitter

Naar boven