Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ S-541, 18 oktober 2018, schorsing
Uitspraakdatum:18-10-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

                     

 

Nummer          : S-541

Betreft : [verzoeker]    datum: 18 oktober 2018

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de

Raad ingekomen verzoekschrift, ingediend door mr. R.M.G. Sussenbach, namens

[…], verder verzoeker te noemen, verblijvende in het Justitieel Complex Zaanstad.   

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid, van de Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van voormelde inrichting van 12 oktober 2018, inhoudende de oplegging van een disciplinaire straf van opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel gedurende tien dagen, ingaand op 12 oktober 2018 om 13.45 uur en eindigend op 22 oktober 2018 om 13.45 uur, wegens het aantreffen van een mobiele telefoon op verzoekers meerpersoonscel (MPC).

De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van het klaagschrift van 15 oktober 2018 alsmede van de schriftelijke inlichtingen van de directeur van 17 oktober 2018.

 

1.         De beoordeling

De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en beslist. Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is dat het geval.

Uit de inlichtingen van de directeur, waaronder het schriftelijke verslag van

11 oktober 2018, blijkt dat bij een inspectie van verzoekers MPC een mobiele telefoon is aangetroffen op een plaats in de cel waarvan niet duidelijk is aan wie de spullen toebehoren.

Namens verzoeker is aangevoerd dat verzoekers celgenoot direct heeft toegegeven dat de mobiele telefoon van hem was en niet van verzoeker. De directeur heeft dit niet weersproken.

De voorzitter overweegt, voorlopig oordelend, dat niet is gebleken dat de telefoon op een zodanige plek lag dat verzoeker bekend geweest moet zijn met de aanwezigheid van de telefoon. Gelet op het voorgaande en in aanmerking genomen de bekentenis van verzoekers celgenoot overweegt de voorzitter, nog steeds voorlopig oordelend, dat de directeur in dit geval niet onverkort kon vasthouden aan het uitgangspunt dat alle gedetineerden die in een MPC verblijven te allen tijde verantwoordelijk kunnen worden gehouden voor hetgeen zich in deze ruimte bevindt en dat de motivering van de bestreden beslissing in zoverre niet voldoet aan de eisen van artikel 58, eerste lid, van de Pbw.

Gelet op het voorgaande zijn er termen aanwezig voor het verzoek.

 

 

2.         De uitspraak

De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur met onmiddellijke ingang tot het moment dat de beklagcommissie op het onderliggende beklag zal hebben beslist.

 

Aldus gedaan door mr. J.D. den Hartog, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. J. Warntjes, secretaris, op 18 oktober 2018.

 

 

                       secretaris          voorzitter

 

Naar boven