Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ S-244, 15 augustus 2018, beroep
Uitspraakdatum:15-08-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          : S-244

Betreft : [verzoeker]    datum: 15 augustus 2018

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift van […], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de locatie De Schie te Rotterdam. 

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid, van de Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van voormelde inrichting van 7 augustus 2018, inhoudende de degradatie naar het basisprogramma per 7 augustus 2018.

De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van de mededeling van de Commissie van Toezicht van 15 augustus 2018 dat het schorsingsverzoek als klaagschrift in behandeling zal worden genomen, alsmede van de schriftelijke inlichtingen van de directeur van 14 augustus 2018, alsmede van de beslissing van de voorzitter van de beroepscommissie van 6 juli 2018, met nummer S-74.

 

1.         De beoordeling

De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en beslist. Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is dat het geval.

Uit de inlichtingen van de directeur blijkt dat de bestreden beslissing weliswaar is genomen op grond van een belangenafweging, waarbij verzoekers negatieve gedrag is afgewogen tegen zijn positieve gedrag. Echter, als negatief gedrag is hierbij alleen benoemd een incident op 19 juni 2018, waarbij bij een inspectie van de cel van verzoeker een mobiele telefoon met oplader en een handelshoeveelheid softdrugs werden aangetroffen en waarvoor aan verzoeker een disciplinaire straf werd opgelegd.

In beginsel levert een enkele ongewenste gedraging geen grond op voor degradatie.

Gezien het bovenstaande is er naar het voorlopig oordeel van de voorzitter vooralsnog alleen sprake van incidenteel ongewenst gedrag en dit gedrag levert geen grond op voor degradatie. Daarmee is de beslissing van de directeur onvoldoende draagkrachtig gemotiveerd, zodat de tenuitvoerlegging daarvan voor schorsing in aanmerking komt.

Het verzoek zal daarom worden toegewezen.

 

2.         De uitspraak

De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur met onmiddellijke ingang tot het moment dat de beklagcommissie op het onderliggende beklag zal hebben beslist.

 

Aldus gedaan door mr. M.J. Stolwerk, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. J. Warntjes, secretaris, op 15 augustus 2018.

 

 

                       secretaris          voorzitter

 

Naar boven