Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ S-109, 18 juli 2018, schorsing
Uitspraakdatum:18-07-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          : S-109

Betreft : [verzoeker]    datum: 18 juli 2018

 

De voorzitter van de beroepscommissie uit de Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift, ingediend door mr. F.P. Holthuis, namens […], verder verzoeker te noemen, thans verblijvende in de Pompestichting, locatie Nijmegen.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 69, vierde lid, in verbinding met artikel 64 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt), van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de Minister voor Rechtsbescherming (hierna: de Minister), inhoudende overplaatsing van verzoeker naar FPC De Kijvelanden te Poortugaal.

De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van het beroepschrift van 12 juli 2018, de schriftelijke mededeling van de Minister inhoudende dat de schriftelijke inlichtingen pas kunnen worden verstrekt op 17 juli 2018 maar dat verzoeker in afwachting van de uitspraak van de schorsingsvoorzitter niet zal worden overgeplaatst alsmede van de schriftelijke inlichtingen van de Minister van 17 juli 2018.

 

1.         De standpunten

Verzoeker heeft het verzoek als volgt toegelicht.

De beslissing is mondeling meegedeeld. Verzoeker heeft nog geen schriftelijke beslissing ontvangen. De Pompestichting heeft ten onrechte verzocht om verzoeker over te plaatsen en structureel verzoekers inzet om te voldoen aan de door de inrichting gestelde eisen genegeerd. Verzoekers behandeling zal aanzienlijke en onnodige vertraging oplopen. Niet voldaan is aan artikel 2, eerste lid, van de Bvt. Als grond voor het verzoek om overplaatsing is gegeven de ruis rondom financiële afspraken, te weten: de overschrijving van € 1.000,= van verzoekers rekening voor een cursus deskundig asbest verwijderaar en een op verzoekers kamer verstopte harde schijf waarop kinderporno zou staan. Opvallend is dat dat deze grondslag voor overplaatsing lijkt te zijn verschoven naar ‘voortdurend onvoldoende overeenstemming’ nadat gebleken is dat verzoekers uitleg over de € 1.000,= juist was en dat hij ten onrechte is beticht van het bezit van kinderporno en handel in drugs. Op 2 januari 2018 is het bericht ontvangen dat de strafzaak tegen verzoeker geseponeerd zou worden. De inrichting lijkt de wens om van verzoeker af te zijn telkens anders te formuleren. Dat verzoeker na alle voorgaande tegenslagen, met als toppunt de zeer onverwachte intrekking van zijn verlof, een joint heeft gerookt en hier niet eerlijk over is geweest, mag niet te zwaar wegen. De inrichting lijkt het incident echter wel aan te grijpen om een eerder genomen beslissing kracht bij te zetten.

 

Uit de inlichtingen van de Minister komt het volgende naar voren.

Grondslag voor de herselectie is de voortdurende onbetrouwbaarheid van verzoeker waardoor er geen basis meer is voor samenwerking. Er is geen sprake van een verschuiving in de grondslag. De belangrijkste reden voor terugplaatsing naar een behandelafdeling was dat verzoeker geen openheid gaf en meermaals onbetrouwbaar was gebleken. Voorbeelden hiervan zijn dat verzoeker toezeggingen deed maar die niet nakwam en daar vervolgens over zweeg. Ook heeft hij bewust een harde schijf op zijn kamer verstopt en deze hiermee onttrokken aan controle. Weliswaar is er op de harde schijf door de politie geen strafbaar materiaal aangetroffen maar dit neemt niet weg dat verzoeker zich door het bezit en het verstoppen van een gegevensdrager zich wederom onbetrouwbaar heeft getoond. De kwestie rondom de € 1.000.= zal niet duidelijk worden. Er zijn hierover veel gesprekken met verzoeker gevoerd. Ook na contact met de werkgever wordt dit niet duidelijk. Op zijn minst wekt verzoeker (evenals zijn werkgever) daarin een onbetrouwbare indruk. Volledige openheid over financiën is een essentiële voorwaarde voor resocialisatie. Het monitoren van zijn financiën is belangrijk omdat dit direct gerelateerd is aan verzoekers indexdelict. Op 8 januari 2018 heeft evaluatie van klagers verlof bij het Avt plaatsgevonden. Het Avt adviseerde negatief. Mede gelet op de incidenten gaven zij aan het niet passend en verantwoord te vinden om de machtiging voor onbegeleid verlof te verlengen. Naast het afwachten van het politieonderzoek wilde het Avt ook de analyse van de incidenten afwachten. Hierbij werd in aanmerking genomen dat verzoeker nog veel de strijd aangaat, weinig behandelmotivatie toont en externaliseert. De afwachting van het politieonderzoek was niet de enige reden voor het niet opnieuw afgeven van een verlofmachtiging.

Op verzoekers nieuwe afdeling heeft hij gelogen over zijn drugsgebruik. Dit is eveneens een teken van onbetrouwbaarheid. Verzoeker kon weten dat hij een ‘vuile’ UC had ingeleverd maar bleef met veel stelligheid ontkennen dat hij drugs had gebruikt, terwijl juist werd gevraagd om openheid en er geen negatieve consequenties aan het gebruik vastzaten. Het feit dat verzoeker al liegt over het al dan niet gebruiken van softdrugs betekent wederom dat hij geen openheid geeft en niet in samenwerking is. Juist vanwege zijn gebrek aan openheid is hij naar binnen geplaatst. Op de nieuwe afdeling is hij passief en teruggetrokken. Hij is puur functioneel in contact. Hij volgt geen (behandel)programma en is veel op zijn kamer. Hij neemt alleen verantwoordelijkheid voor zaken als het echt niet anders kan. Gezien zijn langer durende onbetrouwbaarheid is onbegeleid verlof niet haalbaar. De reclassering ziet geen mogelijkheid om verzoeker in het kader van voorwaarden te begeleiden. De inrichting ziet geen mogelijkheden meer om met verzoeker verder te gaan. Ook het verblijf op de nieuwe behandelafdeling heeft dit niet doen veranderen.

 

2.         De beoordeling

De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van een beslissing van de Minister slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en beslist. Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beroep is ingesteld zodanig onredelijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de in beroep bestreden beslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is dat, mede gelet op de inlichtingen van de Minister, niet het geval.

Uit de stukken volgt dat verzoeker voor het nemen van de bestreden beslissing is gehoord. De beantwoording van de vraag of de bestreden beslissing (tijdig) aan verzoeker is uitgereikt wordt aan de beroepscommissie overgelaten.

Naar het voorlopig oordeel van de voorzitter blijkt uit de stukken dat verzoeker in de Pompestichting onvoldoende openheid heeft gegeven en verschillende keren onbetrouwbaar is gebleken. Verzoeker gaf onvoldoende openheid over zijn financiën en heeft een harde schijf op zijn kamer verstopt.

Na de overplaatsing naar een nieuwe afdeling - dit was bedoeld als een nieuwe behandelpoging -  stelt verzoeker zich passief op en trekt hij zich terug op zijn kamer.  Verzoeker gebruikt softdrugs maar ontkent dit vervolgens ten stelligste. Hij volgt geen behandelprogramma en is alleen functioneel in contact. De Pompestichting heeft aangegeven dat er geen basis meer is voor samenwerking en dat er geen mogelijkheden meer worden gezien om verzoeker binnen de inrichting te behandelen.

In dit licht gezien zijn er naar het voorlopig oordeel van de voorzitter geen termen aanwezig voor toewijzing van het verzoek, nu niet op voorhand gesteld kan worden dat de beslissing van de Minister in strijd is met wet en/of onredelijk of onbillijk moet worden geacht. De voorzitter zal het verzoek afwijzen.

 

3.         De uitspraak

De voorzitter wijst het verzoek af.

 

 

Aldus gegeven door mr. R.M. Maanicus, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 18 juli 2018.

 

secretaris                                 voorzitter

Naar boven