Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 03/1970/GB, 24 oktober 2003, beroep
Uitspraakdatum:24-10-2003

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 03/1970/GB

Betreft: [klager] datum: 24 oktober 2003

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 22 augustus 2003 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J.F.Frankruijter, namens

[...], geboren op [1972], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 14 augustus 2003 genomen en op 19 augustus 2003 uitgereikte beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem te plaatsen in de gevangenis Veenhuizen ongegrond verklaard.

2. De feiten
2.1. Klager is sedert 22 oktober 2002 gedetineerd. Hij verbleef in locatie De Grittenborgh te Hoogeveen. Op 12 september 2003 is hij geplaatst in de gevangenis Veenhuizen, waar een regime van algehele gemeenschap geldt.

2.2. Klager ondergaat een gevangenisstraf van 27 maanden met aftrek. De tenuitvoerlegging van deze straf is aangevangen op 12 juli 2003. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 14 april 2004.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep tegen de bestreden beslissing van de selectiefunctionaris als volgt toegelicht.
Uit het bestreden besluit blijkt dat het functioneren van klager een rol heeft gespeeld bij de beslissing hem niet in een inrichting met regimair verlof te plaatsen. In het besluit wordt vermeld dat het functioneren van klagerzodanig is dat hij kan functioneren in een regime van algehele gemeenschap en dat in een later stadium van detentie een herselectie voor een inrichting met een beperkt begeleidingsniveau tot de mogelijkheden behoort. Onduidelijk iswaarom zijn functioneren – dat kennelijk op zichzelf geen contra-indicatie oplevert voor plaatsing in een inrichting met regimair verlof – niet reeds thans plaatsing in een inrichting met regimair verlof mogelijk maakt. Deprocureur-generaal heeft bij zijn negatieve advies ten opzichte van plaatsing in een inrichting met regimair verlof uitsluitend aansluiting gezocht bij de inmiddels gewezen strafzaak en in dat verband overwogen dat het bepaald nietis uit te sluiten dat nog onverwerkte gevoelens van rancune en wrok overheersen. Dit betreft echter slechts speculatie, nu uit de onderliggende stukken niets omtrent de gemoedstoestand van klager blijkt. Zo blijkt niet uitbijvoorbeeld rapporten van de inrichting dat er ruzies zouden zijn geweest en dat klager zijn emoties niet zou kunnen beheersen. Voor zover de advocaat-generaal zou bedoelen dat wraakgevoelens bij het slachtoffer aanwezig zoudenkunnen zijn, is dit slechts een veronderstelling en derhalve niet redengevend ter onderbouwing van de beslissing. Klager is inderdaad recentelijk afgestraft, maar dat komt doordat het OM - en niet klager - hoger beroep tegen hetvonnis van de rechtbank had ingesteld.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Ten tijde van klagers plaatsing in een penitentiaire inrichting is door de officier van justitie een executie indicator afgegeven. Daarom is ten aanzien van detentiefasering advies aan het OM gevraagd, dat negatief is uitgevallen.De wraakgevoelens waar de advocaat-generaal over spreekt, kunnen mogelijk bij het slachtoffer aanwezig zijn. Het slachtoffer is immers voor de rest van zijn leven ernstig gehandicapt. Daarnaast wijst de advocaat-generaal erop datklager pas recentelijk is berecht. Klagers functioneren in de inrichting is zodanig dat hij kan functioneren in een regime van algehele gemeenschap. Mocht klagers functioneren gehandhaafd blijven dan kan in een later stadium vanzijn detentie een herselectie voor een inrichting met een beperkt beveiligingsniveau tot de mogelijkheden behoren.

4. De beoordeling
4.1. De gevangenis Veenhuizen is een inrichting voor mannen met een regime van algehele gemeenschap en een normaal beveiligingsniveau.

4.2. Klager is geselecteerd voor een inrichting met een regime van algehele gemeenschap en een normaal beveiligingsniveau. Deze beslissing is mede gebaseerd op het negatieve advies van de advocaat-generaal, die aangeeft erop tegente zijn dat klager nu al wordt geplaatst in een inrichting met regimair verlof, gelet op het gepleegde delict, de gevolgen daarvan voor het slachtoffer en de omstandigheid dat onverwerkte gevoelens van rancune en wrok kunnenoverheersen.
De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris is, nu klager voldoet aan de voor de onder 4.1 genoemde inrichting geldende criteria, niet in strijd met de wet en kan, bij afweging van alle inaanmerking komende belangen, evenmin als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Hierbij is in aanmerking genomen dat de selectiefunctionaris in redelijkheid heeft kunnen oordelen dat klager, gelet op het negatieve advies van deadvocaat-generaal en de over het delict verstrekte gegevens, vooralsnog niet in aanmerking komt voor plaatsing in een inrichting met een beperkt beveiligingsniveau. Voorts is daarbij betrokken dat klager pas recentelijk isafgestraft.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.R. Meijeringh, voorzitter, mr. A.G. Bosch en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van mr. A.M. Voorwinden, secretaris, op 24 oktober 2003

secretaris voorzitter

Naar boven