Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-747, 4 oktober 2018, beroep
Uitspraakdatum:04-10-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer:          R-747

betreft: [klager]            datum: 4 oktober 2018

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. Samir Ben Tarraf, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een uitspraak van 6 april 2018 van de alleensprekende beklagrechter bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Krimpen aan den IJssel, alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van bovengenoemde inrichting in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter

Het beklag betreft de beslissing van 23 januari 2018 tot afwijzing van klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van incidenteel verlof (IJ-2018-000117).

De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2.         De standpunten

Namens klager is het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt in beroep als volgt – samengevat – toegelicht.

Klager heeft verlof aangevraagd voor de periode van 1 februari 2018 tot en met 4 februari 2018 om de bruiloft van zijn dochter te kunnen bijwonen. De afwijzing van het verzoek is gebaseerd op het negatieve advies van het Openbaar Ministerie. Het is onduidelijk wat dit advies inhoudt. De officier van justitie heeft geen vluchtgevaar aangenomen in de strafzaak van klager. Voorts is de bruiloft van een dochter een gebeurtenis in de zin van artikel 21 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (de Regeling). Daarbij heeft klager aangegeven dat ook volstaan zou kunnen worden met een dag verlof conform artikel 21, vierde lid, van de Regeling. Blijkens de beslissing is daar geen rekening mee gehouden. De beklagcommissie heeft derhalve geen deugdelijke belangenafweging gemaakt en er is sprake van schending van het motiverings- en zorgvuldigheidsbeginsel.

De directeur heeft aangegeven dat er geen nadere aanvullingen zijn ten opzichte van het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.

De vrijhedencommissie heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.

Het Openbaar Miniserie heeft tevens negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.

De politie heeft het verlofadres gecontroleerd en in orde bevonden.

3.         De beoordeling

Klager is sinds 31 januari 2017 ingesloten in het huis van bewaring van de p.i. Krimpen aan de IJssel op verdenking van fraude en witwassen.

Op grond van artikel 21 van de Regeling kan incidenteel verlof worden verleend voor het bijwonen van gebeurtenissen in de persoonlijke sfeer van de gedetineerde, waarbij zijn aanwezigheid noodzakelijk is.

Klager heeft verzocht om incidenteel verlof om aanwezig te kunnen zijn bij de bruiloft van zijn dochter. In de toelichting op artikel 21 van de Regeling staat dat, hoewel de meest gangbare gronden voor het verlenen van incidenteel verlof in de artikelen 23 tot en met 31 van voormelde Regeling zijn opgesomd, niet wordt uitgesloten dat ook andere gebeurtenissen aanleiding kunnen vormen voor het verzoeken om en het verlenen van incidenteel verlof. De bruiloft van klagers dochter is een gebeurtenis in de persoonlijke sfeer. Hoe begrijpelijk klagers wens om daarbij aanwezig te zijn ook is, zijn aanwezigheid is niet noodzakelijk in de zin van voornoemde Regeling. Mede gelet op het feit dat klager in voorlopige hechtenis verblijft op basis van een onderzoeksgrond, kan de afwijzing van het verzoek niet onredelijk en onbillijk worden geacht.

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.M. van der Bas, voorzitter, J.G.A. van den Brand en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van

mr. R. Smeijers, secretaris, op 4 oktober 2018.

 

 

            secretaris         voorzitter

 

Naar boven